Veertien jaar is ze, onze jongste dochter, als ze me vlak
voordat we een week naar ons Franse huis gaan iets in de handen drukt. Het is
ingepakt en ademloos zegt ze: ‘Je mag het pas lezen als je in Frankrijk bent.’
En weg is ze.
Natuurlijk wacht ik niet tot we in Frankrijk zijn. Als ik
het cadeaupapier eraf heb getrokken zie
ik een bundel volgeschreven en met
foto’s beplakte pagina’s . Tezamen vormen zij een hartstochtelijk pleidooi. Het
kind wil een eigen paard. In het boekwerk bevinden zich verhalen, gedichten en
praktische overwegingen. Er is een lange lijst met voor- en een korte met
nadelen. Er is een kostenbegroting. Er zijn uit tijdschriften geknipte foto’s
van paarden. Er zijn aandoenlijke tekeningen. En er is maar één conclusie
mogelijk: als wij het kind een paard misgunnen, zal zij haar leven lang diep ongelukkig
zijn. Want ze MOET een paard. We zijn
verbijsterd. Tot dan toe hebben we van deze hartenwens niet echt geweten.
We gaan erover in discussie, maar lang duurt die niet: we
zien niet hoe wij een paard moeten financieren. De begroting lijkt ons veel te
rooskleurig. We zijn ferm en duidelijk in ons oordeel: Geen Sprake Van.
We komen weer thuis en hebben het er niet over. De dagen daarna verlopen wat vreemd: wij doen
alsof we het hele paardengedoe gewoon vergeten zijn. De avond van de tweede dag
houdt ze het niet meer en vraagt in tranen wat we hebben besloten. En wat
voelen we ons wreed en machteloos als we haar grootste wens niet kunnen
inwilligen. Diep verdrietig gaat ze naar haar kamer. Ik probeer het nu toch
maar Knolhoofd weet van geen wijken.
En zo gaat het meisje op zaterdag en enkele avonden maar
weer naar de stal van mensen verderop om uit te mesten, te voeren en soms op een
van de paarden daar te rijden. Ze doet het met grote inzet en zorgvuldigheid.
Soms ga ik mee om te helpen en te kijken hoe en wat ze doet, met zo’n paard. Ik
heb helemaal niks met paarden, vind ze groot en griezelig. Over een eigen paard
praat ze niet meer.
We worden gebeld door de eigenaar van de stal. Een vriendin
van hem gaat scheiden en kan haar paard niet meer houden. Ze heeft hen gevraagd
of hij haar 18jarige ruin onderdak wil verlenen. Ze wil er geen geld voor, ze
wil alleen een goed tehuis. Flash komt
met z’n hele hebben en houwen, zadels, dekens
enzovoorts. ‘En toen dacht ik gelijk aan Martine,’ zegt de eigenaar. En
wij, hoe kan het anders, gaan overstag.
En het moet gezegd: het gaat uitstekend. Trouw gaat ze
iedere ochtend nog voordat ze naar school gaat naar de stal om Flash te voeren
en uit te mesten. Het is een braaf paard, lang manegepaard geweest, heel
geschikt voor een onervaren ruiter. Ze neemt een baantje bij een verkoopstal en
leert onder het strenge regime van de eigenares hoe de boel spic en span te
houden. Ze ‘verdient’ er haar tweede paard, het veulen Zhara. En als we
verhuizen naar een plek waar ze haar paarden aan huis kan houden, is dat
natuurlijk helemaal geweldig.
Flash lijkt niet gelukkig bij ons, hij staat altijd één kant
uit te kijken in de paddock. En als er nog een rijpaardje bijkomt verhuist Flash weer. Op zijn nieuwe stek leeft hij helemaal op en wordt bereden door de heer
des huizes, die een warme band met hem opbouwt. Een heel enkele keer gaat
Martine nog wel eens kijken.
En dan, de dag ervoor hebben we het nog over hem gehad,
staat het bericht op FB dat Flash is overleden. In een prachtig in memoriam
beschrijft de eigenaar op hartverscheurende wijze hoe het afscheid verliep en
hoe hij hem nu al mist. En ik denk aan hoe Flash in ons leven kwam, zo toevallig
op de juiste plek en de juiste tijd. En dan mis ik hem ook, opeens, na al die
jaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten