dinsdag 30 juni 2015

Wat goed voor je is


 
Er zijn weinig dingen waar ik me zo over verbaas als de stelligheid waarmee beweringen worden gedaan op het gebied van voedsel. 

Terwijl op dit moment de generatie van de tot draderige balletjes gekookte spruiten en slijmerige andijvie, de stooflappen met een lekkere rand vet gebraden in roomboter en de flinke berg aardappelen met jus met gemak 100 wordt blijken wij het Helemaal Verkeerd te doen. Griezelig magere meisjes en betweterige heren houden ons streng voor dat het Allemaal Anders moet.  We moeten aan de powerfoods!  We moeten pitten met onuitsprekelijke namen  en rauwe vergeten groenten eten, opeens blijkt havermout de oplossing voor alle kwalen en vooral: al het ons omringende onkruid zit stampvol Goeds! Met zorg rooi ik wat hanenpoot. Als ik het ruik ,wil ik het al niet meer eten, maar ja: het is Gezond Voor Me (not)!

Bij een lokaal natuurvoedingsbiologischtuinbouwbedrijf zie ik  hondsdraf, dovenetel en pinksterbloemen te koop voor toch gauw een euri of 3 per potje. Met daarbij een aantekening over de Geweldig Gezonde Eigenschappen van dit wondervoedsel. Whoehahaha, wie wordt daar errug gezond van? Juist.

Wat we in de loop van de jaren al niet aan beweringen hebben zien langskomen. Spinazie mocht je jarenlang niet opwarmen  en nu mag dat weer wel.  Halfvolle melk is véél gezonder dan wat er van nature uit de koe komt. Harde vetten, levensgevaarlijk. De leugen van de granen: eigenlijk vergiftig je je lichaam, als je die eet.  Een boterham met hagelslag is  gegarandeerd dodelijk. Roomboter is weer helemaal in de gratie. Eieren, maximaal drie per week, mogen nu weer elke dag?! Voedingsvezels: beter van niet als je er niet genoeg bij drinkt. En dan de klapper: twéé liter vocht per dag is echt noodzakelijk. Dat je lichaam voor voldoende vochtopname een fantastisch instrument bedacht heeft, namelijk het gevoel dorst, wordt hoonlachend terzijde geschoven.

Vrouwen die zwanger zijn en daarna borstvoeding willen geven, vallen helemaal ten prooi aan de voedselmaffia. Wat er allemaal níet mag als je zwanger bent! Heb je net een heerlijk bordje hachee naar binnen gelepeld, ojee: Uien! Winderigheid! Darmkrampjes! De basis van het eeuwig moederlijk schuldgevoel is gelegd.

En dan natuurlijk alcohol. Ook zo wat. Zo lang de mens bestaat, drinkt hij alcohol. Al ver voor en in de Middeleeuwen dronk iedereen bier, van klein tot groot, in verschillende percentages, gewoon de hele dag door. En oké, de medische wetenschap liep nog verder naast de kinderschoenen dan nu, maar toen had je ook al types die ondanks al dat verkeerde eten en drinken respectabele leeftijden bereikten. Dus hoe dan ook,  het menselijk ras is er desondanks in geslaagd zich in zéér korte tijd als een olievlek over de aardbol te verspreiden.


Maar hoe zit het dan? Ik heb géén idee en pretendeer niets. Ik weet alleen, dat er aan het eind van mijn leven één ding zeker is: het houdt een keer op

. Voordat ik aan de beurt ben wil ik graag met plezier leven en daar hoort nu eenmaal lekker eten en drinken bij. En voordat iemand nu met z’n vinger begint te zwaaien: ja hoor, met mate! Alleen niet altijd. Lekker.

vrijdag 12 juni 2015

Nooit meer, toch?

Nooit meer, toch?


Dat ik mezelf, ondanks mijn stellige voornemen er hélemaal mee op te houden, vanmiddag toch weer terugvond in de moestuin is gewoon de schuld van dat lapje grond zelf. 

Na de winter lag het er troosteloos bij. Er waren wat kruiwagens paardenmest overheen gestort en overal lagen ‘ingekuilde’ aardbeiplanten.  Het kweekgras stak alweer voorzichtige sprietjes boven de aarde . Voordat we op vakantie gingen zaaide ik in de laatst overgebleven palletplantagebak zonnebloemen, Cosmea en eenjarige phloxen. En in de moestuin zaaide ik met gulle hand papavers en wilde bloemenmengsels. Het zou een bloemenzee worden, daar.

Toen we terugkwamen stond de hele voormalige moestuin vol met al stevige aardappelplanten. De aardbeiplanten hadden zich tegen mijn onverschilligheid verzet en waren  tot grote pollen uitgestoeld. Van het wilde bloemenmengsel zag ik niks terug, wel kwamen er wat pietepeuterige papavertjes op. Ik zag dit alles met gemengde gevoelens aan. De aardappels waren afgelopen zomer dus duidelijk erg slordig gerooid.  Natuurlijk stond alles door elkaar en was er ook een heel stuk leeg. Ik bedacht dat ik daar dan nog wel wat bonenplanten neer zou kunnen zetten, nadat ik die eerst had voor gezaaid in een bak. Verse sperziebonen behoren tot mijn favoriete voedsel.  Op zoek naar boontjes vond ik ook nog een zakje peulenboontjes. Op een regenachtige middag stopte ik ze in de grond. En omdat verse sla en rucola ook altijd erg lekker zijn zaaide ik die ook nog maar even. En de week daarna nog een keer.

Nu had ik een paar jaar geleden een stukje beplant met frambozen, bessen en kruisbessen, tot nu toe zonder veel vrucht. Tot mijn verbazing zat de kruisbes tot z’n in de toppen van zijn takken vol bessen en ook de frambozen zagen er veelbelovend uit. Dus ook hier maar weer eens huisgehouden, brandnetels en hoog opgeschoten gras ertussen uit getrokken en de frambozentakken waar niks aan zit eraf geknipt.


Hoofd Komkommertijd had vorig jaar een overvloedige komkommeroogst en wilde dat nog wel een keer. Na enig onderhandelen beperkten we ons dit keer tot twee planten én een courgette. Voor deze kant en klaar gekochte planten maakten we een lekker bedje met een kruiwagen paardenmest en compost. Een flinke hoop versgemaaid gras eromheen tegen de slakken en meer kunnen we niet doen.

Wat zou er eigenlijk van al die AH Moestuintjes zijn  geworden? Waar ze op de vensterbank stonden  zag ik doorgaans pierige plantjes waarvoor de interesse al snel verdwenen was. AH lacht vast in zijn vuistje: zo gemakkelijk is het dus niet, je eigen groente kweken in je eigen moestuin. 

Behalve als die zelf het heft in handen neemt. Inmiddels staan de peultjes in de volle grond, keurig langs een lijntje. De aardbeien dragen vrucht, de aardappels staan er prachtig bij. En zo ben ik toch weer moestuinvrouw geworden. En ik vind het gewoon weer hartstikke leuk (en lekker)!






donderdag 4 juni 2015

De Bonte Kraai





Jaren geleden gingen Hopperhoofd, jongste dochter en ik naar Skyros, een tamelijk ‘onbedorven’ Grieks eiland op vakantie in mei. Aangezien de aanvliegroute van dat eiland nogal ingewikkeld is maakten we twee keer een doorstart, om vanaf de andere kant uiteindelijk veilig te landen. Medereizigers, twee middelbare stellen  achter ons waren het met deze gang van zaken niet zo eens en moesten er erg van overgeven. Vanaf het vliegveld werden we per bus naar de diverse onderkomens gebracht en wij troffen het  dat de Kotsers, zoals we ze inmiddels genoemd hadden, weer achter ons zaten.  We hoopten dat ze niet ook last hadden van wagenziekte. Maar nee: het bleek dat ze al snel voldoende afleiding hadden: ‘Kijk, ik zie een bonte kraai! Wat, twee bonte kraaien, nee maar, wat zeg ik , een heleboel bonte kraaien’. Dochter, niet echt op de vogelaarsleeftijd, kreeg er de slappe lach van. En deed weldra heel solidair mee: ‘Kijk! Ik zie een meeuw! Nee, twee meeuwen! Nou kijk mam, een heleboel meeuwen!’




Al snel bleek dat er op het eiland eigenlijk weinig anders te beleven viel dan vogels kijken  en dat mensen er ook speciaal daarvoor naartoe gingen, wisten wij veel want wij waren geen vogelaars. De nationale vogel daar is de Hop. Dus tja, die wilden wij dan toch ook wel eens zien. We hadden een klein autootje gehuurd en hobbelden daarmee over de vele onverharde wegen op het eiland. We picknickten in een olijvenboomgaard en toen opeens, net toen we eigenlijk niet echt zaten op te letten, vloog er iets door de bomen dat verdacht veel weg had van een Hop. En toen was de beer los. Hopperhoofd zou en moest die Hop toch echt nog eens helemaal zien. Dus reden we uren stapvoets turend door de verrekijker langs typische Hop-biotopen en zagen er geen één. Dochter achterin keek zuchtend en met haar ogen draaiend de andere kant uit en wees ons terloops op een vogeltje dat vlak langs het pad op een paaltje zat. ‘Kijk een steenuiltje… wat zeg ik nou…!’ riep ze vertwijfeld uit. In een baaitje troffen we de Kotsers hetgeen haar plots actief naar Bonte Kraaien deed uitkijken. Zo vermaakte ze zich toch nog een beetje.



Sindsdien lopen (en vliegen) Bonte Kraaien als een rode draad door onze vakanties. We verzamelen nagenoeg niets, maar inmiddels hebben foto’s van Bonte Kraaien in Ierland, Rome, Sicilië, Andalusië, Zuid-Frankrijk, Wenen en Schotland en Isle of Skye. Het kind is daar nooit meer bij, maar we sturen haar dan een Whatsappje met ‘Kijk, ik zie een bonte kraai!’ en een foto als bewijs. En wij weten dan natuurlijk dat er minstens twee, zo niet een heleboel bonte kraaien te zien waren. En die Hop: die hebben we op Skyros nooit meer gezien. Wel onlangs in Spanje, maar dat spannende verhaal staat in een vorige blog.