vrijdag 4 december 2015

(Schone) NIEUWE borden






Alweer bijna tien jaar wonen we in het mooie Salland. Ons huis is het eerste aan een doodlopende weg. Aan de linkerkant, in onze grond en in een struik, staat het bord doodlopende weg.  Ik waagde er na een paar weken een telefoontje aan: of het niet logischer was dat bord aan de rechterzijde van de weg te plaatsen. De man van de gemeente was het helemaal met me eens en vroeg zich in alle toonaarden af hoe het mogelijk was dat dat bord ooit aan de linkerkant van de weg terechtgekomen was. Hij ging er werk van maken. Meteen!

Er gebeurde niets. Soms vroegen de mensen die aan het eind van de straat wonen of we onze struik wat vaker wilden snoeien, want mensen zagen het bord niet meer. Zo kon het gebeuren dat je op zondagochtend een peloton sportfietsers de straat in zag razen en enkele minuten later als een verward, ordeloos zootje terugkeren. Na een paar jaar plaatsten de buren zelf een extra bord, dichter bij huis. Aan de rechterkant.  

Deventer heeft  Wijkaanpak en daar kun je foute stoeptegels en verkeerde borden melden. Ik deed nog een poging. Toevallig werden we opgenomen in een  informatieve route voor ambtenaren en een hele ploeg gemeentemensen, raadsleden en al, stond afkeurend bij ons bord te kijken. Wij geloofden er weer in!  Enkele jaren verstreken.

Maar dan, in oktober 2015: het is nog vroeg in de ochtend als de mannen van het Deventer Groenbedrijf de verkeersborden in ons dorp inspecteren. Manlief haalt net de krant uit de bus en treft het dat één van de mannen komt melden dat dat bord daar in die struik helemaal verkeerd staat. Dat bord moet aan de andere kant van de weg! Hij brengt het bars, alsof het onze schuld is. Manlief druipt verbouwereerd af. Vanuit de veilige woonkamer zien we dat de mannen de lokale borden  op de viersprong wassen. Aan dezelfde viezige paal wijzen drie plaatsnaamborden van de ANWB de weg. Die zijn door weer en wind groen en bijna onleesbaar geworden en zullen flink opknappen van zo’n wasbeurt!  Maar de wisser en emmer worden weer opgeborgen.  Die borden en de paal staan niet in de taakomschrijving van deze wakkere ambtenaren.



En na deze taak volbracht te hebben tuft het volgeladen autootje weer weg. Het moet natuurlijk ingepland worden, de plaatsing van dat bord. Dat kan natuurlijk niet zomaar even, bord uitgraven, nieuw gat graven, bord er weer in. Dat is een te simpele gedachte.

We zijn nu twee maanden verder. Er is niets veranderd. Er zijn veel dingen om je over op te winden, dingen waar je niets aan kunt doen. Maar zoiets kleins, dat had toch onderhand wel een keertje opgelost kunnen worden, gemeente Deventer?

Laatste nieuws: dinsdag, 9 februari, ruim voor koffietijd, stopte er een gemeentewagentje voor het huis. Het zonnetje scheen. Het voelde naar mooie dingen. In de auto werd langdurig op een mobiel gekeken en gebeld. En toen, zomaar opeens, stond er aan de rechterkant van de weg een glimmend, nieuw bord 'Doodlopende weg.' Met daaronder het bordje 'Looweg'. Dochter er nog even op af gestuurd (moeder nog steeds geveld door griep) om dat bordje ietsje schuin te zetten. Niet iedereen weet de weg in ons dorp! Maar wat geweldig. Ik hoorde dat er nog meer nieuwe borden zijn geplaatst. Het wordt steeds mooier, bij ons in Loo!


donderdag 5 november 2015

Schokkend nieuws


Vanmorgen, toen ik de kachel wilde aansteken en nog even een ongelezen krant doorbladerde stuitte ik op het volgende nieuwsbericht: 



Omdat het nieuws al drie dagen oud was, vroeg ik me af of ik nu de enige was die het als verpletterend ervoer. Ik had er namelijk verder nog niemand over gehoord of er iets over op FB gelezen, toch de eerste plek waar je betrouwbaar nieuws vandaan haalt. En hier was zelfs sprake van de vermaarde wetenschapshistoricus Gareth Williams die beweert dat het monster gewoon een ordinaire P.R. stunt is! Maar gelukkig was Hoofd Haaknaald het met me eens: ook zij reageerde Zeer Ontdaan. Als trouwe Schotlandganger valt zoiets je nu eenmaal rauw op je dak.

Onlangs filosofeerden we nog in het land van de lochs zelf onder het genot van een glas Balvenie over de ontdekking van een verrassende trog. Die loopt van Loch Ness via de Ierse zee in de Atlantische oceaan naar de kust van Zuid-Amerika. Daar was het monster namelijk ook waargenomen en daar sponnen ze sindsdien ook garen bij! Het bood ook een volmaakte oplossing voor het vraagstuk waar men het in Schotland toch liever niet over heeft: er zit helemaal geen voedsel in Loch Ness! En zo’n groot monster moet toch echt wel flink wat naar binnen werken om monster te zijn. National Geographic had er zelfs een documentaire over. Maar nu heeft zich er een vermaard wetenschapshistoricus tegenaan bemoeid. En ja, dan zijn de rapen gaar.


In een wereld, die aan alle kanten wankelt en waar de vraagstukken ons ver boven het hoofd groeien, was er tenminste nog één zekerheid: het mysterie van het monster. En ook dat is ons nu definitief afgenomen. Er moest  een vermaard wetenschapshistoricus aan te pas komen om ons anno 2015 uit deze zoete droom te helpen. Waar zal het eindigen? Straks krijgen we ook nog te horen dat HG helemáál niet doet wat het belooft. Er echte kaas op diepvriespizza's zit. Sinterklaas niet bestaat. Laat staan Zwarte Piet. Dat die gasten gewoon één grote P.R. stunt zijn.

Wat me alleen wel weer een beetje aan het twijfelen brengt is de herkomst van het bericht. Bristol, staat er. Bristol ligt in Engeland. En daar hebben ze wel een Lake District, maar tot op heden geen monster. Het zou me niet verbazen als er daar nu binnenkort eentje opduikt. En dat zo'n vermaard wetenschapshistoricus dan beweert dat het er altijd al gezwommen heeft, in Lake Windermere. Want zo'n wetenschapper beweert natuurlijk niet zomaar iets. Die doet eerst grondig onderzoek. En komt dan tot verrassende conclusies!





maandag 26 oktober 2015

Vijftig cent



We komen uit de parkeergarage voor een ochtendje winkelen. Bij de zich automatisch openende deuren staat een man van een jaar of veertig. Hij heeft slordig, halflang blond haar, draagt een blauw-wit ski jack, een spijkerbroek en dat zie ik meteen: foute schoenen. Dit type mannen kan er nog zo ‘gewoon’ uitzien, ze worden altijd verraden door hun schoeisel. Daarbij wiebelt hij erop. Zachtjes heen en weer. Het is eigenlijk raar hoe je in een paar tellen meent te kunnen zien met wat voor persoon je van doen hebt.


Hij spreekt ons aan. Vijf karren verderop in de aan elkaar geschakelde rij ligt een verkreukelde kassabon van zeker dertig centimeter. Die wil hij graag hebben (‘Het is mijn kassabon, ik heb hem nodig’) , maar hij heeft geen vijftig centstuk. Of wij…..Ik kijk hem niet aan als ik in mijn portemonnee naar zo’n munt (ik geef toe, ik kijk eerst even of ik geen karmunt heb) zoek. Ik stop hem zelf in de gleuf van de vijfde kar. Het slotje klikt moeiteloos open en samen trekken we de voorste vier naar voren (‘Gaat het wel?’, vraagt hij zorgzaam, omdat er een kar over mijn voet rijdt). Ik pak de bon uit de kar en overhandig hem. Meteen duw ik de karren terug en haal de munt uit de gleuf.  Nu dient zich de cruciale vraag aan: zal ik hem die 50 cent geven? Was het hem daar eigenlijk niet om te doen? Of is dat een belediging?  Ik had het hem na deze bijzondere manier van bedelen best gegund.  Maar hij heeft zijn gehavende hielen al gelicht, hij loopt met te snelle junkiepassen langs de glazen wand, de bon wappert in zijn linkerhand. 

‘Hoe kan hij nu geen 50 cent hebben en wel die bon in die kar?’ vraagt Hoofd Logica zich af. 
‘Die bon was helemaal niet van hem, hij kan toch nooit zoveel boodschappen hebben gedaan.’ Want waar zijn die nu dan? Even kijken we om ons heen of er ergens een camera verborgen hangt die onze goedertierenheid gefilmd heeft. Maar nee. Wat er zojuist gebeurd is, zal altijd een raadsel blijven.

maandag 12 oktober 2015

Vijf kamelen



Soms lijkt het of het leven van toevalligheden aan elkaar hangt.  Je hebt als adolescent hijgend een hoge bergtop in de Franse alpen beklommen en wie staat daar van het uitzicht te genieten: de lerares Frans die je in het dagelijks leven verfoeit (maar die hier op die bergtop plotseling menselijk blijkt).  Je staat op een camping naast mensen met wie je het goed kunt vinden en een half jaar later kom je ze tegen op een familiereünie: de man van het stel blijkt een volle neef van je te zijn. En op een dag, rond Kerstmis, rijd je door Ede en zie je kamelen in een weiland. Nét op het moment dat Hoofd Achterbank in een avonturenroman leest over een expeditie die kamelen nodig heeft. Je zit achter het stuur en zegt: ‘Kijk, ik zie kamelen, twee, drie, nee, víjf kamelen!’ Op hetzelfde moment leest hij: ‘Vijf kamelen……!’
Op dat moment wordt in ons gezin de kamelenfactor geboren. Voortaan beoordelen we toevalstreffers op een schaal van  1 – 5 kamelen. Vijf kamelen worden zelden gehaald.

25 jaar geleden werd onze jongste dochter geboren. Ervan overtuigd dat ik zwanger was van een jongetje bleef de nummer één die al op het lijstje stond  beschikbaar: Laurens. Maar het werd een meisje. Uit mijn zwangerschapsgymgroep werd een dag later het enige jongetje geboren en hij  kreeg de naam Laurens. Nu vraag ik je, hoe groot is de kans dat dát gebeurt? Twéé kinderen in een dorp met 2500 inwoners in één klas met dezelfde bijzondere naam? Het was nog voor onze vijfkamelen index, maar opmerkelijk was het wel.

Járen later is de dochter van vriendin Jolande voor de tweede keer zwanger. In oktober 2015 is ze uitgerekend. Op 8 oktober ben ik ’s ochtends met Kleindochter op weg naar de Boreel wanneer een zwangere vrouw met een klein meisje met paardenstaart de roltrap afdaalt. Ze ziet me niet en ik kijk achterom : verdomd als dat niet Marielle is met Anna! Tegelijkertijd lijkt het me sterk: ze is toch bijna uitgerekend? Het is toch wel erg vroeg voor haar om vanuit Noord-Holland nu in de Boreel te zijn? Ik wil Jolande appen om ernaar te vragen maar de dag is vol met Kleindochter en andere zaken en net als ik zover ben komt er een app: ‘Vanmiddag is onze tweede kleindochter geboren. Marielle en Fleur komen morgen thuis! We zijn blij en héél trots!’ Onmiddellijk bel ik de opgewonden grootmoeder.

‘Ze was ervan overtuigd dat ze een jongetje zou krijgen,’vertelt Jolande. ‘Haar vriendin kreeg een paar weken geleden een jongetje, Laurens. Zij hadden ook die naam uitgekozen! ‘ Snel deel ik haar opmerking in op onze vijf kamelenschaal. Ik vind het wel een vier, op de vijf. Want het is uiteindelijk geen Laurens geworden. Maar een Roos. En dat is, voor Jolande, met haar grote voorliefde én kennis van tuinen en rozen, toch een heel bijzondere vernoeming. En eens te meer een bewijs dat toeval grootse, ongrijpbare vormen aan kan nemen. 

dinsdag 6 oktober 2015

Taart

Op een van onze zeldzame winkelmiddagjes trakteer ik Jongste Dochter op thee met een taartje bij de enige echte Deventer tearoom.
Het is moeilijk kiezen, vanuit de vitrine lachen ons wel vijftien verschillende gebakjes toe. Dochter kiest een Kasteeltje, ik neem een cassis bavarois met suikerschuim en slagroom, bestrooid met cacaopoeder. We krijgen onze gebakjes elegant geserveerd met een mes en vorkje. Ik fluister dat deze patisserie annex tearoom als de beste van de stad bekend staat. Dat wist ze niet.

Er komen twee dames binnen, waarvan één direct opvalt, niet alleen door haar omvang. Haar felroze met oranje gecombineerde outfit maakt samen met haar luide stem dat er al op afstand geen ontkomen aan is.
‘Mij is verteld dat dit de beste tearoom van de stad is,’verkondigt zij, om zich heen kijkend. Samen zoeken de dames een plekje dat na enige discussie gevonden wordt. Als het meisje hun bestelling op komt nemen vraagt het gevaarte haar welke soorten gebak ze allemaal heeft.
‘Heb je kwarkgebak?’ Het meisje antwoordt ontkennend.
‘Cheesecake?’ 
’Dat is net zoiets als kwarkgebak,’ verduidelijkt de vriendin. Het meisje adviseert om samen in de vitrine te gaan kijken naar wat er dan wel is.
‘O, moeten we zelf gaan kijken?’ Met enige moeite staat het stel weer op.

‘Heb je iets met aardbeien?’ De suikertaart, laten we haar maar Rosa noemen, knijpt haar ogen half dicht als ze in de vitrine kijkt. ‘Ik heb dertig seconden nodig om te focussen, ‘ zegt ze. ‘Ik zie het allemaal niet zo snel.’
‘Nee, het aardbeienseizoen is voorbij,’zegt het meisje.
‘Iets met kersen dan?’ Het is oktober.
‘Helemaal geen vruchtengebak, dus?’ Er klinkt lichte kregel in haar stem. ‘Ik zou dat hier wel verwachten. Wat moet ik dan kiezen?’
De vriendin wijst op het mokkagebak, de hazelnoottaartjes, de diverse smaken bavaroisgebakjes, de appeltaart met kaneel en karamel en de bananensoes.
Rosa heeft nu haar blik op het Kasteeltje gevestigd. ‘Wat zit daarin?’
‘Cake, frambozenjam, slagroom en er zit marsepein omheen.’
‘Is dat erg zoet?’ Het meisje knikt.  
‘Heb je ook nog andere soorten bavarois?’
‘Ik neem de bananensoes,’ zegt de vriendin ferm. ‘Kies jij ook wat?’
‘Nou, die appeltaart dan maar, die is met appel en kaneel en karamel?’
‘Jazeker,’ zegt het meisje. ‘Dat staat er ook bij. Appel, kaneel en karamel.’
‘Dan neem ik die maar. En wat heb je te drinken? Heb je vers sap?’
‘Sinaasappelsap,’ zegt het meisje.
‘Vers? Niet uit een pak? Vers geperst? En wat kost dat?’
‘2,75.’
‘En zit dat in een leuk glas, zo’n hoog glas, leuk voor de foto?  Ik bedoel, zo’n glas op een steel, of zit het in een gewoon sapglas?’

Op dit punt slaakt Dochter een zeer hoorbare, diepe zucht en slaat haar ogen ten hemel.
‘Ik zou dit dus nooit kunnen,’ zegt ze, iets te luid. ‘Ik was na twee minuten al gaan slaan.’ Rosa is weer naar haar tafeltje geschuifeld.
‘Ik ga afrekenen,’ zeg ik snel. Op mijn blik van verstandhouding met het meisje komt geen enkele respons. Respect!


maandag 24 augustus 2015

De kip of de soep





Een nadeel van het enigszins zelfvoorzienend leven is dat je steeds wordt geconfronteerd met eindes. Op enig moment is iets op. Het juiste tijdstip om de bonen te rooien of de aardbeienplanten op de composthoop te gooien zijn beslissingen die nog niet direct hoofdbrekens kosten. Anders wordt het als het om levende have gaat.

Al jaren hebben we legkippen, eerst wat mengelmoezerige rasjes, van kriel naar steeds groter, met haan dus ook kuikens en daar begon het: wat te doen met de haantjes? Die beslissing werd pas echt urgent wanneer de schattige kuikens echt volwassen hanen geworden waren en het hok te klein. Sommige mensen doen slinkse dingen als  hun hanen in een doos stoppen en dan ergens in de schemering op een braakliggend terrein loslaten. Ik zal eerlijk zeggen: dat is erg verleidelijk. Maar ook weer een beetje laf. Als je zelfvoorzienend bent moet je ook je eigen hanen slachten. Helemaal zelf gefokt, vlees van oorsprong, bij de bron, noem het maar. Nu ben ik, als boerenkleindochter, wat minder gevoelig aangelegd waar het kippen betreft maar dat wil niet zeggen dat ik het ook doe, die kop eraf. Ik weet wel héél goed Hoofd Kippenvel daarover aan zijn kop te zeuren. Dus die heeft wel eens zo’n haantje geslacht. Ook parelhoenders, trouwens, voor ik het vergeet. Dat zijn beesten, daar krijg je echt helemáál geen band mee, dus dat is gemakkelijker. Maar om nou te zeggen dat het z’n hobby werd, dat slachten, nee. ’s Winters mogen zijn kippen los en dan waren we stiekem blij als er één gepakt werd door een vos of een bunzing.

Een paar jaar geleden kregen we Echte legkippen. Oranje leghorns, hartstikke mak, je kon er met vier tegelijk onder je armen lopen, ze vonden alles prima. En ze legden alle vijf elke dag een ei, dus we kwamen om in de eieren. Nu is het zo dat het bij kippen opeens ‘op’ is. Dus na twee jaar was het met dat leggen van de ene op de andere dag afgelopen. Ze bleven natuurlijk wel eten, legmeel, graan, keukenafval.

Er kwamen drie jonge, fraaie maar behoorlijk schuwe Rhode Island Reds. Twee ervan gingen leggen, de derde niet en zou dat ook nooit meer gaan doen, zei een kippenkenner. De niet leggers werden gescheiden van de leggers en wekelijks meldde Hoofd Kippenvel dat hij een natuurmens  die alles weet van kippen slachten zou bellen voor een afspraak. Ondertussen bouwde hij een verplaatsbaar rennetje voor ze op het gras. 

Op een avondje Klootschieten trof hij de natuurmens. Een paar biertjes verder was de afspraak gemaakt: maandag om 10 uur ging het gebeuren. Hoofd Kippenvel sliep er slecht van, dat kon ik wel merken. Tegen tienen verdween hij schielijk maar kwam een uurtje later helemaal opgelucht terug met in een emmertje water de schamele restanten van één kip. Die zwarte die niet wou leggen. Net genoeg om een bouillonnetje van te trekken. Mijn vraag, wat er met die nietleghorns ging gebeuren, wimpelde hij af onder wat gemompel van ‘beste kippen’ en ‘gehecht aan’. Ik verdenk hem ervan dat hij ze namen heeft gegeven. En dan kun je eigenlijk niks meer beginnen.

Vanmiddag heb ik ze de restanten van ons avondmaal van gisteren gebracht. Ze waren er heel blij mee. Dus toe maar. Ik heb geen slecht gevoel over kliekjes, Hoofd Haan mag straks in het najaar weer blij met  zijn dames onder de arm lopen. En die soep, die wordt natuurlijk heerlijk!


zaterdag 15 augustus 2015

Flash


Veertien jaar is ze, onze jongste dochter, als ze me vlak voordat we een week naar ons Franse huis gaan iets in de handen drukt. Het is ingepakt en ademloos zegt ze: ‘Je mag het pas lezen als je in Frankrijk bent.’ En weg is ze.

Natuurlijk wacht ik niet tot we in Frankrijk zijn. Als ik het cadeaupapier eraf heb getrokken  zie ik een bundel  volgeschreven en met foto’s beplakte pagina’s . Tezamen vormen zij een hartstochtelijk pleidooi. Het kind wil een eigen paard. In het boekwerk bevinden zich verhalen, gedichten en praktische overwegingen. Er is een lange lijst met voor- en een korte met nadelen. Er is een kostenbegroting. Er zijn uit tijdschriften geknipte foto’s van paarden. Er zijn aandoenlijke tekeningen. En er is maar één conclusie mogelijk: als wij het kind een paard misgunnen, zal zij haar leven lang diep ongelukkig zijn. Want ze MOET een paard.  We zijn verbijsterd. Tot dan toe hebben we van deze hartenwens niet echt geweten.

We gaan erover in discussie, maar lang duurt die niet: we zien niet hoe wij een paard moeten financieren. De begroting lijkt ons veel te rooskleurig. We zijn ferm en duidelijk in ons oordeel: Geen Sprake Van.

We komen weer thuis en hebben het er niet over.  De dagen daarna verlopen wat vreemd: wij doen alsof we het hele paardengedoe gewoon vergeten zijn. De avond van de tweede dag houdt ze het niet meer en vraagt in tranen wat we hebben besloten. En wat voelen we ons wreed en machteloos als we haar grootste wens niet kunnen inwilligen. Diep verdrietig gaat ze naar haar kamer. Ik probeer het nu toch maar Knolhoofd weet van geen wijken.

En zo gaat het meisje op zaterdag en enkele avonden maar weer naar de stal van mensen verderop om uit te mesten, te voeren en soms op een van de paarden daar te rijden. Ze doet het met grote inzet en zorgvuldigheid. Soms ga ik mee om te helpen en te kijken hoe en wat ze doet, met zo’n paard. Ik heb helemaal niks met paarden, vind ze groot en griezelig. Over een eigen paard praat ze niet meer.
We worden gebeld door de eigenaar van de stal. Een vriendin van hem gaat scheiden en kan haar paard niet meer houden. Ze heeft hen gevraagd of hij haar 18jarige ruin onderdak wil verlenen. Ze wil er geen geld voor, ze wil alleen een goed tehuis.  Flash komt met z’n hele hebben en houwen, zadels, dekens  enzovoorts. ‘En toen dacht ik gelijk aan Martine,’ zegt de eigenaar. En wij, hoe kan het anders, gaan overstag.



En het moet gezegd: het gaat uitstekend. Trouw gaat ze iedere ochtend nog voordat ze naar school gaat naar de stal om Flash te voeren en  uit te mesten. Het is een braaf paard, lang manegepaard geweest, heel geschikt voor een onervaren ruiter. Ze neemt een baantje bij een verkoopstal en leert onder het strenge regime van de eigenares hoe de boel spic en span te houden. Ze ‘verdient’ er haar tweede paard, het veulen Zhara. En als we verhuizen naar een plek waar ze haar paarden aan huis kan houden, is dat natuurlijk helemaal geweldig.

Flash lijkt niet gelukkig bij ons, hij staat altijd één kant uit te kijken in de paddock. En als er nog een rijpaardje bijkomt verhuist Flash weer. Op zijn nieuwe stek leeft hij helemaal op en wordt bereden door de heer des huizes, die een warme band met hem opbouwt. Een heel enkele keer gaat Martine nog wel eens kijken.

En dan, de dag ervoor hebben we het nog over hem gehad, staat het bericht op FB dat Flash is overleden. In een prachtig in memoriam beschrijft de eigenaar op hartverscheurende wijze hoe het afscheid verliep en hoe hij hem nu al mist. En ik denk aan hoe Flash in ons leven kwam, zo toevallig op de juiste plek en de juiste tijd. En dan mis ik hem ook, opeens, na al die jaren.

maandag 10 augustus 2015

We zijn er bijna!




Hutspot met rookworst in Delphi, echt.  1,7 miljoen mensen zagen een bolle Medelander daarvan smullen tijdens de gezamenlijke Grieks bedoelde maaltijd. Moet gezegd, de meeste andere deelnemers aan de groepsreis door Griekenland  die we dit voorjaar van Omroep Max voorgeschoteld krijgen hadden wel  originele lokale gerechten klaargemaakt. En dansten de sirtaki. Hier zag je, fijntjes gefilmd door de immer aanwezige camera, Bolle ook weer klemvast  in z’n campingstoeltje zitten. Poepiebruine Bolle doet niet mee aan activiteiten, van Cultuur houden hij en z’n vrouw niet, ze zijn mee voor de gezelligheid. Want thuis zijn ze ook altijd met z’n tweeën en dan is met z’n tweeën op vakantie gaan geen vakantie.

Het is een wonderlijk programma dat nu al voor het zesde jaar uitgezonden wordt. Drie kwartier per week zit je te kijken naar een groep hele aardige mensen op vakantie. Behalve dat ze vakantiedingen doen zoals marktjes en bezienswaardigheden bezoeken wordt er ook flink ingezoomd op de dagelijkse beslommeringen, zoals daar zijn de was, het koken, de lichamelijke hygiëne, het gedoe rond vertrek en de aankomst op de campings. En iedere aflevering, daar kun je vergif op innemen, krijgt de auto een liefdevolle wasbeurt. Alles wordt zonder veel commentaar gefilmd. Presentatrice Martine van Os, die in de Plus bekent zelf helemaal niet van kamperen te houden, lijkt zich per serie meer terug te trekken.

Zeker als je zelf kampeert met een caravan trekken je tenen soms krom van plaatsvervangende schaamte.  Maar tegelijkertijd is het ook zo aandoenlijk, deze mensen met hun eigen kleine, belangrijke leven. Ze doen geen vlieg kwaad. Ze hebben het geweldig naar hun zin. Wat geeft het nou dat ze geen tzatziki lusten.  Helemaal los gaan op jeu de boule spelen. Stuiverromannetjes lezen. Hun huiselijke sleur gewoon voortzetten op vakantie: elke dag een glaasje verse jus en een eitje bij het ontbijt.

Ze komen op prachtige plaatsen en kamperen op mooie stekken. We zien veel uitzichten. Mooi land zo, dat Griekenland. Toch, en dat is dan de conclusie: wat ben ik blij dat ik er niet bij ben. Ik ken mensen die als ze dit programma zien zeggen dat ze liever dood zijn dan zo hun laatste jaren te moeten doorbrengen. Vooruit, dat dan misschien nog weer net niet, maar laat ons maar gewoon zonder groep net zo truttig zijn. Want natuurlijk zijn we dat.  Maar één ding is zeker: die rookworst gaat niet mee!



maandag 3 augustus 2015

Hobbels


Op zondagmiddag rijden we naar de Sallandse Heuvelrug. Dochter wil met Kleindochter de Holterberg beklimmen. We parkeren op het dagkampeerterrein en volgen de oranje wandeling, met ons  anderhalf jarige blonde meisje in de buggy. Onderweg rapen we dennenappels die aan een grondige inspectie worden onderworpen. Ze is het er duidelijk niet eens mee hoe die dingen heten. ‘Appel?’ vraagt ze steeds, licht ontstemd.

Onderaan het pad naar het uitzichtpunt mag ze uit de buggy en verder zelf naar boven lopen. Dat gaat natuurlijk allemaal niet zo snel en we worden door talloze andere wandelaars ingehaald. Zonder uitzondering zijn ze vriendelijk en geduldig, er zijn vanmiddag geen hardlopers op pad. 

Als ze de slippers van Dochter heeft gezien begint een andere mama opgelucht een heel gesprek over waarom ze niet de juiste schoenen aan heeft voor deze wandeling. Ze legt uit dat wanneer ze kamperen, ze niet teveel schoenen mag meenemen. Ze babbelt over de uit eten schoenen die ze nu draagt en eindigt met de merkwaardige constatering dat ze ze al vaker gemist heeft, haar sportschoenen. Even verderop zit haar koningskoppel in een hoge boom. Het meisje denkt dat ze er niet meer uit kan en begint te huilen. Pappa zet de koeltas neer en tilt haar eruit.

Ik sleep de buggy naar boven en Kleindochter komt op haar weg vele obstakels tegen. Mooie stenen, struiken waar bessen aan zitten, bloemen, stukjes schors, takken. Heel geduldig volgt Dochter haar. Ik heb wat meer haast en bereik het uitzichtpunt. Het gezin strijkt neer voor een picknick, er komt een vader met zijn eerstgeboren zoon in zijn armen naar boven, de rest van de familie volgt later, een wandelaar heeft een hele bank voor zich alleen ingenomen door zijn rugzak naast zich neer te leggen. Hij heeft kennelijk wel sociale contacten, want hij tuurt voortdurend op zijn telefoon.

Zo nu en dan kijk ik even waar ze blijven, hun tocht naar de top vordert gestaag. Soms kruipt ze een stukje. Tenslotte arriveert ze. Haar eerste beklimming is een feit. Het uitzicht kan haar op dit moment nog niet boeien, naar beneden is minstens zo leuk als naar boven! Daar waar het echt daalt bedenkt ze dat het misschien veiliger is op haar bibs te gaan zitten en naar beneden te glijden. Of in een sukkeldrafje over de boomwortels : ‘Hop! Hop.’


Er zijn nog veel hobbels te nemen, op haar weg naar volwassenheid. Als ze die allemaal zo behoedzaam neemt zoals ze haar eerste berg beklom, komt het wel goed.

zondag 19 juli 2015

Natuurbegraafplaats? Zo kan het ook.


                                 


Afgelopen week waren we op Schiermonnikoog en hebben we pap nog even dag gezegd.  In 2010 waren we daar met de hele familie om de as van onze vader te verstrooien. Het eiland heeft sindsdien voor ons een extra warm plekje. Omdat pap, behalve in onze geest en onze genen, daar is. Eén met de door hem zo geliefde natuur op dat eiland. Zonder steen of ander fysiek teken. Hebben wij niet nodig. En ja, ik weet dat het officieel verboden is, maar ik heb het mensen al vaak zien doen, ook hier in de Schipbeek en toevallige voorbijgangers houden in en tonen dan respect en mededogen.

Het was een prachtige dag, met zon en wind, zoals het hoort op een eiland. Schier was paps eiland. Jaarlijks bracht hij daar één of twee lange weekends door, eerst met mama, daarna met Gees.  Weer en wind, zee en duinen, de leegte van het wad: hij was er dol op.

Zijn asbus zat in een fietstas en wij fietsten met ons allen naar de Kobbeduinen. In een andere fietstas zaten witte ballonnen en een tank helium. Gees wilde graag dat we die ballonnen zouden oplaten, voor de kinderen maakte dat het gebeuren natuurlijk wel extra spannend. We zetten de fietsen neer en liepen met pap en de andere spullen een eind bij de andere bezoekers vandaan. We vonden een mooi plekje en bliezen de ballonnen op. 

Toen we er allemaal eentje hadden lieten we ze gaan en keken we ze na. Daarna begonnen we op volgorde van leeftijd met het uitstrooien van de as. Iedereen een beetje, iedereen zei iets, zong wat, soms gleed er een traan over een wang. 



De parnassia’s bloeiden, het hoge gras wuifde pap na. Voor de laatste keer uitgewaaid op Schier.

dinsdag 30 juni 2015

Wat goed voor je is


 
Er zijn weinig dingen waar ik me zo over verbaas als de stelligheid waarmee beweringen worden gedaan op het gebied van voedsel. 

Terwijl op dit moment de generatie van de tot draderige balletjes gekookte spruiten en slijmerige andijvie, de stooflappen met een lekkere rand vet gebraden in roomboter en de flinke berg aardappelen met jus met gemak 100 wordt blijken wij het Helemaal Verkeerd te doen. Griezelig magere meisjes en betweterige heren houden ons streng voor dat het Allemaal Anders moet.  We moeten aan de powerfoods!  We moeten pitten met onuitsprekelijke namen  en rauwe vergeten groenten eten, opeens blijkt havermout de oplossing voor alle kwalen en vooral: al het ons omringende onkruid zit stampvol Goeds! Met zorg rooi ik wat hanenpoot. Als ik het ruik ,wil ik het al niet meer eten, maar ja: het is Gezond Voor Me (not)!

Bij een lokaal natuurvoedingsbiologischtuinbouwbedrijf zie ik  hondsdraf, dovenetel en pinksterbloemen te koop voor toch gauw een euri of 3 per potje. Met daarbij een aantekening over de Geweldig Gezonde Eigenschappen van dit wondervoedsel. Whoehahaha, wie wordt daar errug gezond van? Juist.

Wat we in de loop van de jaren al niet aan beweringen hebben zien langskomen. Spinazie mocht je jarenlang niet opwarmen  en nu mag dat weer wel.  Halfvolle melk is véél gezonder dan wat er van nature uit de koe komt. Harde vetten, levensgevaarlijk. De leugen van de granen: eigenlijk vergiftig je je lichaam, als je die eet.  Een boterham met hagelslag is  gegarandeerd dodelijk. Roomboter is weer helemaal in de gratie. Eieren, maximaal drie per week, mogen nu weer elke dag?! Voedingsvezels: beter van niet als je er niet genoeg bij drinkt. En dan de klapper: twéé liter vocht per dag is echt noodzakelijk. Dat je lichaam voor voldoende vochtopname een fantastisch instrument bedacht heeft, namelijk het gevoel dorst, wordt hoonlachend terzijde geschoven.

Vrouwen die zwanger zijn en daarna borstvoeding willen geven, vallen helemaal ten prooi aan de voedselmaffia. Wat er allemaal níet mag als je zwanger bent! Heb je net een heerlijk bordje hachee naar binnen gelepeld, ojee: Uien! Winderigheid! Darmkrampjes! De basis van het eeuwig moederlijk schuldgevoel is gelegd.

En dan natuurlijk alcohol. Ook zo wat. Zo lang de mens bestaat, drinkt hij alcohol. Al ver voor en in de Middeleeuwen dronk iedereen bier, van klein tot groot, in verschillende percentages, gewoon de hele dag door. En oké, de medische wetenschap liep nog verder naast de kinderschoenen dan nu, maar toen had je ook al types die ondanks al dat verkeerde eten en drinken respectabele leeftijden bereikten. Dus hoe dan ook,  het menselijk ras is er desondanks in geslaagd zich in zéér korte tijd als een olievlek over de aardbol te verspreiden.


Maar hoe zit het dan? Ik heb géén idee en pretendeer niets. Ik weet alleen, dat er aan het eind van mijn leven één ding zeker is: het houdt een keer op

. Voordat ik aan de beurt ben wil ik graag met plezier leven en daar hoort nu eenmaal lekker eten en drinken bij. En voordat iemand nu met z’n vinger begint te zwaaien: ja hoor, met mate! Alleen niet altijd. Lekker.

vrijdag 12 juni 2015

Nooit meer, toch?

Nooit meer, toch?


Dat ik mezelf, ondanks mijn stellige voornemen er hélemaal mee op te houden, vanmiddag toch weer terugvond in de moestuin is gewoon de schuld van dat lapje grond zelf. 

Na de winter lag het er troosteloos bij. Er waren wat kruiwagens paardenmest overheen gestort en overal lagen ‘ingekuilde’ aardbeiplanten.  Het kweekgras stak alweer voorzichtige sprietjes boven de aarde . Voordat we op vakantie gingen zaaide ik in de laatst overgebleven palletplantagebak zonnebloemen, Cosmea en eenjarige phloxen. En in de moestuin zaaide ik met gulle hand papavers en wilde bloemenmengsels. Het zou een bloemenzee worden, daar.

Toen we terugkwamen stond de hele voormalige moestuin vol met al stevige aardappelplanten. De aardbeiplanten hadden zich tegen mijn onverschilligheid verzet en waren  tot grote pollen uitgestoeld. Van het wilde bloemenmengsel zag ik niks terug, wel kwamen er wat pietepeuterige papavertjes op. Ik zag dit alles met gemengde gevoelens aan. De aardappels waren afgelopen zomer dus duidelijk erg slordig gerooid.  Natuurlijk stond alles door elkaar en was er ook een heel stuk leeg. Ik bedacht dat ik daar dan nog wel wat bonenplanten neer zou kunnen zetten, nadat ik die eerst had voor gezaaid in een bak. Verse sperziebonen behoren tot mijn favoriete voedsel.  Op zoek naar boontjes vond ik ook nog een zakje peulenboontjes. Op een regenachtige middag stopte ik ze in de grond. En omdat verse sla en rucola ook altijd erg lekker zijn zaaide ik die ook nog maar even. En de week daarna nog een keer.

Nu had ik een paar jaar geleden een stukje beplant met frambozen, bessen en kruisbessen, tot nu toe zonder veel vrucht. Tot mijn verbazing zat de kruisbes tot z’n in de toppen van zijn takken vol bessen en ook de frambozen zagen er veelbelovend uit. Dus ook hier maar weer eens huisgehouden, brandnetels en hoog opgeschoten gras ertussen uit getrokken en de frambozentakken waar niks aan zit eraf geknipt.


Hoofd Komkommertijd had vorig jaar een overvloedige komkommeroogst en wilde dat nog wel een keer. Na enig onderhandelen beperkten we ons dit keer tot twee planten én een courgette. Voor deze kant en klaar gekochte planten maakten we een lekker bedje met een kruiwagen paardenmest en compost. Een flinke hoop versgemaaid gras eromheen tegen de slakken en meer kunnen we niet doen.

Wat zou er eigenlijk van al die AH Moestuintjes zijn  geworden? Waar ze op de vensterbank stonden  zag ik doorgaans pierige plantjes waarvoor de interesse al snel verdwenen was. AH lacht vast in zijn vuistje: zo gemakkelijk is het dus niet, je eigen groente kweken in je eigen moestuin. 

Behalve als die zelf het heft in handen neemt. Inmiddels staan de peultjes in de volle grond, keurig langs een lijntje. De aardbeien dragen vrucht, de aardappels staan er prachtig bij. En zo ben ik toch weer moestuinvrouw geworden. En ik vind het gewoon weer hartstikke leuk (en lekker)!






donderdag 4 juni 2015

De Bonte Kraai





Jaren geleden gingen Hopperhoofd, jongste dochter en ik naar Skyros, een tamelijk ‘onbedorven’ Grieks eiland op vakantie in mei. Aangezien de aanvliegroute van dat eiland nogal ingewikkeld is maakten we twee keer een doorstart, om vanaf de andere kant uiteindelijk veilig te landen. Medereizigers, twee middelbare stellen  achter ons waren het met deze gang van zaken niet zo eens en moesten er erg van overgeven. Vanaf het vliegveld werden we per bus naar de diverse onderkomens gebracht en wij troffen het  dat de Kotsers, zoals we ze inmiddels genoemd hadden, weer achter ons zaten.  We hoopten dat ze niet ook last hadden van wagenziekte. Maar nee: het bleek dat ze al snel voldoende afleiding hadden: ‘Kijk, ik zie een bonte kraai! Wat, twee bonte kraaien, nee maar, wat zeg ik , een heleboel bonte kraaien’. Dochter, niet echt op de vogelaarsleeftijd, kreeg er de slappe lach van. En deed weldra heel solidair mee: ‘Kijk! Ik zie een meeuw! Nee, twee meeuwen! Nou kijk mam, een heleboel meeuwen!’




Al snel bleek dat er op het eiland eigenlijk weinig anders te beleven viel dan vogels kijken  en dat mensen er ook speciaal daarvoor naartoe gingen, wisten wij veel want wij waren geen vogelaars. De nationale vogel daar is de Hop. Dus tja, die wilden wij dan toch ook wel eens zien. We hadden een klein autootje gehuurd en hobbelden daarmee over de vele onverharde wegen op het eiland. We picknickten in een olijvenboomgaard en toen opeens, net toen we eigenlijk niet echt zaten op te letten, vloog er iets door de bomen dat verdacht veel weg had van een Hop. En toen was de beer los. Hopperhoofd zou en moest die Hop toch echt nog eens helemaal zien. Dus reden we uren stapvoets turend door de verrekijker langs typische Hop-biotopen en zagen er geen één. Dochter achterin keek zuchtend en met haar ogen draaiend de andere kant uit en wees ons terloops op een vogeltje dat vlak langs het pad op een paaltje zat. ‘Kijk een steenuiltje… wat zeg ik nou…!’ riep ze vertwijfeld uit. In een baaitje troffen we de Kotsers hetgeen haar plots actief naar Bonte Kraaien deed uitkijken. Zo vermaakte ze zich toch nog een beetje.



Sindsdien lopen (en vliegen) Bonte Kraaien als een rode draad door onze vakanties. We verzamelen nagenoeg niets, maar inmiddels hebben foto’s van Bonte Kraaien in Ierland, Rome, Sicilië, Andalusië, Zuid-Frankrijk, Wenen en Schotland en Isle of Skye. Het kind is daar nooit meer bij, maar we sturen haar dan een Whatsappje met ‘Kijk, ik zie een bonte kraai!’ en een foto als bewijs. En wij weten dan natuurlijk dat er minstens twee, zo niet een heleboel bonte kraaien te zien waren. En die Hop: die hebben we op Skyros nooit meer gezien. Wel onlangs in Spanje, maar dat spannende verhaal staat in een vorige blog.


vrijdag 29 mei 2015

Doden in het bos





Het IJssellandschap wil op 't Hemeltje (hoe toepasselijk) in Bathmen een natuurbegraafplaats aanleggen. Op het kaartje in de krant was te zien dat ze dat precies tussen de paden waar wij met de honden lopen willen doen. Als ik het goed begrepen heb worden de overledenen op willekeurige plekken in de grond gestopt en is er na enige tijd  niets meer van te zien waar ze liggen, want er komt geen steen of struik ter nagedachtenis op of zo. We hebben het hier over uiteindelijk 6000 graven! Op dat kleine stukje? En als je dan niks meer van zo’n graf ziet, hoe weten ze dan…..brrr.  Het IJssellandschap hoopt daar 3500 euro per dode voor te vangen. Het aardse slijk, zeg maar. Hoe natuurlijk dat is, is nog maar de vraag, want de meeste mensen gaan niet gezond dood en je weet niet hoeveel chemisch afval er in de grond terecht komt.

De bosbegraafplaats blijft gewoon wandelgebied, want, zo zegt een woordvoerder van het IJssellandschap, mensen vinden het op een gewone begraafplaats ook helemaal niet eng. 
Dat zal wel zo zijn, maar ik zeg toch niet tegen mijn hondjes, kom meisjes, we gaan vanmiddag een frisse neus halen op de begraafplaats in bijvoorbeeld Bathmen! Het wandelt niet echt ontspannen als je de kans loopt op een treurende menigte te stuiten. En om er niet de hele tijd aan proberen te denken, aan al die rottende skeletten onder de grond en die maden  enzo. En miasma (dank Reina voor dit argument).


De meeste buren van de begraafplaats i.o. zijn tegen. Ze voorzien niet zo zeer overlast van de overledenen, als wel van hun aanhang. Drie per week een teraardebestelling, wordt ingeschat.  Overigens is aan mij, als toekomstige dode,  niet gevraagd of ik in het bos ter ruste gelegd wil worden. Ik vraag mij dus af of er marktonderzoek gedaan is, want wie willen er in die 6000 graven liggen? 

Mijn advies voor het IJssellandschap: doe maar niet. Bathmenaren hebben in het (recente) verleden bewezen geduchte – en succesvolle – tegenstanders te zijn. Dezer dagen komen er petities in omloop waarop u uw handtekening kunt zetten. We hopen dat u tekent voor levende natuur. Niet voor dode. 

zaterdag 16 mei 2015

In Spanje II


Vanuit  Toledo is de bestemming Soria om dan via de westelijke Pyreneeën weer terug te keren in Frankrijk. We rijden voorbij Madrid, waar we niet ontkomen aan vier prestigieuze wolkenkrabbers, elk met hun eigen architect en bijbehorende signatuur. Een uur later, tijdens een koffiestop zien we ze nog steeds, landmarks tegen een nevelig blauwe hemel.

We klimmen langzaam omhoog, het landschap onveranderd dor en stuurs. Wel verbaast het ons dat er nog nauwelijks blad aan de bomen zit, hier. De temperatuur daalt ook naar een graad of veertien. Nu heb ik wel gelezen dat de Midden-Spaanse hoogvlakte zich kenmerkt door een landklimaat met uitzonderlijk koude winters en korte, hete zomers, maar kennelijk was het niet tot me doorgedrongen dat het over dit gebied gaat.


Als we een rondje op de uitgezochte camping gereden hebben weten we het zeker: hier gaan we onze tent niet opzetten. Behalve is de kou is de aantrekkingskracht van  het bij elkaar geraapt zootje schots en scheef opgestelde tenten en caravans, bedekt met blauwe en groene zeilen miniem. We rijden door naar de volgende op het lijstje, die bij Soria, maar die blijkt onderlangs de snelweg te liggen.
We zijn het snel eens over onze volgende bestemming: terug naar Alquézar, waar alles nu opeens nog mooier lijkt dan toen we er de eerste keer waren. We rijden door de Rioja, zien de temperatuur stijgen naar 28 graden en staan om een uur of zeven weer op nr. 88. Met nog steeds niemand om ons heen.



We hebben daar nog een paar mooie dagen. Nu we er wat meer moeite voor doen ontvouwt het gebied zich en toont zijn grootse schoonheid.  De Grand Canyon in Europa. Een dag later, onderweg naar Naval om daar inderdaad authentiek Spaans aardewerk te kopen en naar de zout delving te kijken, ontwaar ik een clubje Vale Gieren op de nok van een schuurtje en als Hoofd Vogelaar er een dag later ook nog in slaagt een hop te fotograferen kan de vakantie natuurlijk al bijna niet meer stuk.


Om de tent niet voor één nacht te hoeven opzetten besluiten we de laatste dagen van de vakantie door te brengen in de Dordogne op dezelfde camping als vorig jaar, La Plage in Vézac. Dus pakken we op een warme ochtend de hele boel weer op en rijden de mooie weg via Barbastro, L’Ainsa en door de tunnel bij Bielsa terug door de Pyreneeën.




Dus dat was Spanje in onze notendop.  De heel bijzondere sfeer daar heeft waarschijnlijk ook alles te maken met de rust en het gebrek aan mensen en verkeer. De rare, nutteloze autosnelweg die is aangelegd tussen Lleisa en Huesta (maar daar 10 km van tevoren gewoon zomaar in de wereld ophoudt), de Supermercado’s met aangenaam veel minder keus dan de grote Franse, de lage prijzen,  de halflege dorpen die op aandoenlijke wijze proberen graantjes toerisme mee te pikken,  de ooievaarsnesten op de kerktorens, het altijd licht vervreemdende van mensen die een taal spreken die je niet kunt verstaan maar met wie je wel contact maakt met ogen en gebaren.





Alquézar ziet ons vast nog wel eens weer. In mei. Al was het alleen al om de nachtegalen.

donderdag 7 mei 2015

In Spanje I


Zodra je de Pyreneeën over bent, in dit geval door de tunnel van Bielsa, ben je in een andere wereld. Andere vegetatie, stof. Het heeft iets weg van Arizona of New Mexico.  En dan is dit nog Noord-Spanje, waar het aan de akkers te zien toch nog wel de moeite waard is iets te zaaien wat ook te oogsten valt.



We blijven eerst een paar dagen op de camping in Alquezar. Het is weekend en best druk op de camping. Nadat we eerst twee keer naar een plek zijn gewezen waar onze combinatie Caddy + aanplaktent niet past, belanden we op plaats 88. Hier zijn we tamelijk ver weg van bijna alles, zeker op maandag, wanneer iedereen weer naar huis gaat. Voor de honden is dat fijn, die mogen dan ook zo nu en dan eens even lekker los lopen. Op de camping tieren de nachtegalen welig: hun oorverdovend gezang gaat dag en nacht door. Dat moet je natuurlijk prachtig vinden. We gaan een dagje toeren in het natuurpark van Guara en spotten op één dag de meeste soorten vogels ooit. Zal het dan hier in Spanje dan toch eindelijk gebeuren dat we echte vogelaars worden? Maar de weergaloos mooie Hop, de prachtige Rode Wouw, de sierlijke bijeneters met hun melodieuze zang, de majestueuze gieren en de steenarend en natuurlijk de onvolprezen wielewaal: die wil iedereen wel zien, toch?


( Die zwarte spikkels zijn gieren)






We breken de boel weer op en rijden naar Toledo. De weg er heen is niet bijzonder boeiend. Het Spaanse landschap is vooral veel van hetzelfde: olijf- en amandelboomgaarden, dorre hellingen met bossige vegetatie of grotendeels kaal. Op de snelweg rijdt niet veel verkeer, daarom is het des te verbazingwekkender dat er om de vijf kilometer een uitspanning is. We stoppen er bij één op de parking om de honden even uit te laten en verbazen ons weer eens over de onverschilligheid waarmee de bewoners van Zuid-Europa met hun omgeving omgaan. We hebben het overal gezien, in Griekenland, Italië: wil je je koelkast of je dooie geit kwijt, dump hem maar over een richel, dan ben jij ervan af.


Toledo dient zich aan, schitterend gelegen op een heuvel in het omringende Italiaans aandoende landschap. Hier stroomt de rivier de Taag, waardoor alles groener is. We komen via een heuse oprijlaan op de deftige camping aan waar voor iedereen een beschaduwd hokje van 60m2 beschikbaar is. Veel forse campers, natuurlijk. En magere katten, waar onze dames luid en duidelijk niets van moeten hebben. We drinken wijn en bier en eten tapas in La Olivilla, een tentje aan de weg richting stad. Het restaurant bij de camping is te chique voor bij een camping.


De volgende ochtend zetten we de auto in een parkeergarage in het centrum en kunnen de hondjes koel in de auto blijven. Het is nog vroeg en de levendige stad dient bevoorraad te worden. Met enige regelmaat drukken wij ons plat tegen een gevel omdat er een auto langs moet, tot in de nauwste straatjes manoeuvreren bestelbusjes met uiterste precisie langs de eeuwenoude muren. De kathedraal is zonder twijfel prachtig. Even aarzelde ik in het kader van: ik heb ze wel gezien, kathedralen, maar ik heb er geen spijt van. En zo vroeg in het seizoen is het niet vreselijk druk. Wel duizend Chinezen, die met hun smartphones op sticks alles filmen zonder ergens naar te kijken.




We halen de honden uit de auto en lunchen heerlijk op een terras. Twee uitermate chagrijnig kijkende oudere toeristes schuiven aan een tafeltje naast ons aan. De goedgemutste ober trekt met duim en wijsvinger zijn eigen mondhoeken omhoog. De boodschap komt niet echt over, de dames kijken nu verontwaardigd. Ze hoeven alleen maar soep en water. Hij raadt ze de gazpacho aan: het verbaast me niet dat ze als ze ervan beginnen te eten elkaar boos aankijken: deze soep wordt koud geserveerd. We wandelen nog een uurtje door de stad en vinden dan probleemloos de parkeergarage weer terug.

De volgende ochtend vroeg keren we nog een keer terug om de Romeinse baden en de tentoonstelling over de Visigoten te bekijken. Een gedienstige beambte komt zijn hokje uit om ons uit te leggen hoe je een kaartje voor die tentoonstelling uit een machine moet trekken nadat je daar een euro per kaartje voor hebt ingestopt en na enkele minuten hebben we dat gezamenlijk voor elkaar. Hij gaat weer achter zijn loket zitten om de volgende bezoekers op te wachten. De tentoonstelling is in één van de vele kerken die Toledo rijk is en we mogen ook helemaal in de toren klimmen.


We drinken koffie in een tent waar vooral mensen uit het centrum komen en waarvan de eigenaar geroutineerd iedereen tegelijk van zijn of haar favoriete soort koffie voorziet. We kopen mazapan en gaan dan maar eens een middagje chillen op de camping. In de schaduw. 27 graden. Heerlijk.




zondag 22 maart 2015

Klaar met de moestuin







Het is vreemd dat net wanneer werkelijk iedereen los gaat op moestuintjes ik er het bijltje grotendeels bij neergooi. De twee grootste palletplantages waar ik op stahoogte aan moestuinierde zijn afgebroken, het stuk tuin dat  in gebruik was als moestuin wordt binnenkort geëgaliseerd en ingezaaid met wat voor bloemenmengsel ik maar te pakken kan krijgen. Het waren vele mooie en leerzame jaren, maar ze liggen nu, in ieder geval voorlopig, achter me. We gaan dit voorjaar lekker een paar weken op vakantie. 


Want zo is dat:  wil je moestuinieren, dan moet je thuisblijven. En ik ben nog iets te ondernemend om het hele voorjaar thuis naar de grond te gaan zitten staren dan wel er in te wroeten.
Maar helemaal niks is natuurlijk ook niet wat. Dus als ik weer terug ben ga ik zoals al twintig jaar  diverse soorten sla verbouwen, misschien nog wat sperziebonen zaaien en een veldje aardappels poten. Lente-uitjes, rode uien, spul dat vanzelf gaat (als je geen uienvlieg krijgt). Dingen die het gewoon vanzelf doen zonder voortrekken, uitdunnen, spenen, afharden, uitplanten, bijhouden, opbinden, afknippen, onkruid wieden, ontluizen, slakken vangen, dieven, watergeven, rupsen verwijderen, bemesten en als je dat állemaal gedaan hebt: oogsten en verwerken en dan na een jaar in de kliko gooien. Omdat ingemaakte komkommers vies en slijmerig worden, ingevroren sperzieboontjes taai en de geweckte aardappels zuur en mensen wat pijnlijk beginnen te kijken als je wéér aankomt met een eigengemaakt jammetje.

Maar om nou te zeggen, dat dat beetje een moestuin is....Sla zaai ik op regels, elke week een regel en in het supergroeiseizoen, half mei – juni zelfs met nog kortere tussenpozen. En opeten als het klaar is. Kijk, dan blijft het leuk en overzichtelijk. En supervers: want eten uit eigen tuin blijft gewoon het allerlekkerst. En ik houd úren tijd over. Waar zal ik die nu eens voor gaan gebruiken?

dinsdag 24 februari 2015

Veertjes





Een paar jaar geleden werd ik Plus-abonnee. Ik kreeg nog net geen geld toe, maar werd overstelpt met cadeaus. Allerlei extra bijlagen, een Geldgids en als klap op de vuurpijl: een litsjumeaux dekbedovertrek. Ik had er wel een plaatje van gezien in het blad, maar toen ik hem daadwerkelijk kreeg, bleek het een domper. Erger nog, ik kreeg akelige associaties bij het zien van het grijze overtrek dat gedessineerd was met donzige veertjes. Ik zag mezelf in een kamertje in een bejaardentehuis als grijs, witharig vrouwtje met knokige handjes de bovenrand van het dek omklemmend. Brrr. Ik houd nu eenmaal van kleur, ook in de slaapkamer. Gezellige streepjes, een effen donkerrood overtrek, de lentebloemetjes van Ikea: ik kan wel echt blij worden van een mooi opgemaakt bed.

Ik besloot het dekbedovertrek te laten voor wat het was en bij geval eens iemand cadeau te geven. Maar dat stuitte meteen op het volgende probleem: aan wie? Ik bood het aan mijn Franse schoonzus aan, zij schudde bedenkelijk van nee. Ook aan andere vriendinnen kon ik het niet slijten, ik bleek niet de enige met deze morbide associatie!  ’Wil je me dood hebben,’ was nog misschien wel de vriendelijkste afwijzing.  ‘Misschien kun je ’t verven,’ stelde een creatieve collega me voor (ik had het overtrek ten einde raad meegenomen naar de zaak om er daar iemand blij mee te maken). Dat nam ik in overweging, maar toen ik had gezien hoeveel verpakkinkjes verf ik dan nodig had besloot ik van dat idee af te stappen.


Inmiddels  was het overtrek al half Europa door gereisd. Het was mooi geweest. Bij de volgende lading voor het Goed zat een nagelnieuw dekbedovertrek. ‘Wat een fleurig motiefje!’ riep de behulpzame employee gemeen. ‘Slaap lekker!’ riep ik hem toe. Ik was ervan bevrijd en voelde me zo licht als een veertje. 

vrijdag 23 januari 2015

Een eigen leven

Het Tweede Eerste boek

Vijf jaar geleden begon ik aan een verhaal waarvan ik vond dat het verteld moest worden.  Het was mijn bedoeling iets waarbij ik betrokken  was geweest in een verhaalvorm te gieten.  Zo nu en dan werkte ik er aan, soms schreef ik hele stukken, dan lag het weer een tijd stil. Ik liet het manuscript aan een zeer geletterde, want met een boekhandelaar getrouwde, vriendin lezen. Zij adviseerde mij de ogenschijnlijke realiteit in het verhaal los te laten en de boel gewoon in z’n geheel uit mijn duim te zuigen. En zo ging ik er weer met frisse moed mee aan de slag. Maar zoals zo vaak is de werkelijkheid opwindender en uitdagender dan wat je kunt bedenken, dus was het nog een hele toer het spanningsveld tussen echt en fantasie niet teveel uit te rekken.

Tegelijkertijd begon ik een beetje genoeg van het verhaal,  dat ik als werktitel ‘Wat waar is’ gegeven had, te krijgen. Hoeveel keren had ik het nu al wel niet herlezen en herschreven. Dus ik besloot écht iets heel anders te gaan schrijven, gewoon om te kijken of ik dat eigenlijk wel kon.

Warme herinneringen aan een camping in de Provence, een mix van gasten, een schokkende gebeurtenis: heerlijk, het verhaal schreef zichzelf  en het was niet waargebeurd. Nou ja, misschien hier en daar een beetje want dat is onontkoombaar. Belle de nuits  (Teunisbloemen) kun je uit hun knop zien openbarsten. Daar is geen woord van gelogen.  En zo’n camping, ja, die kennen we allemaal wel. Maar verder….. ‘Zeven dagen in juli’ was geboren en werd  gepubliceerd in mei 2014. Het boek werd goed ontvangen, vrienden, buren, familie, collega’s kochten het en gaven goede recensies & kritiek en daarmee hield het wel op. Er kwam vraag naar ‘het vervolg’ en ergens zag ik daar wel wat in, maar ook eigenlijk weer niet. Ergens  op de achtergrond bleef dat eerste verhaal me maar in m’n nek hijgen.

En toen er zich, tijdens een verblijf in La Noblet, zomaar een prachtige, nieuwe vertelling aandiende, herlas ik mijn bizarre eersteling maar weer eens en begreep dat ik daar eerst  ‘vanaf’ moest voordat er ruimte was voor het nieuwe verhaal.



 En zo is ‘Wat waar is’ ‘Een eigen leven’ gaan leiden en beschrijft het de verbijsterende geschiedenis van een ontsporende advocate en de mensen die zij in haar val met zich meesleurt.   Ik heb alle personages  een naam, een lichaam en stem gegeven. Zij komen tot leven in een verhaal dat eigenlijk te gek voor woorden is, maar dat ik wel móest vertellen. En daarmee is het ook klaar. En is er weer plaats voor een nieuw avontuur.

vrijdag 9 januari 2015

Vrijheid van meningsuiting




Je vriendin komt op de koffie en trekt haar jas uit. Je schrikt je wild. ‘Jemig, wat zie jij er uit, dat kan toch niet, zo’n jurk, daar ben je toch veel te dik en te oud voor?’

Om maar eens een duit in het zakje te doen als we het hebben over wat we allemaal zouden moeten mogen zeggen, schrijven of tekenen. Maar je kijkt wel uit om dat te doen. Ook al vind je dat je vriendin er als een suikertaart uitziet, snel zetten je verstand en emotie de voors en tegens van een dergelijke opmerking tegen elkaar af: je houdt van haar, je kijkt er wel voor uit je vriendschap met haar op het spel te zetten, ze kleedt zich altijd al raar, wat maakt het uit, als zij er maar gelukkig mee is…Dus je houdt je mond! In menselijke termen noemen we dat gewoon fatsoen. We hebben een mening, maar die houden we voor ons. Omdat dat voor iedereen het beste is.

Er is een groep mensen waar deze normale omgangsregels niet voor gelden. Deze mensen vinden dat zij wel mogen zeggen, schrijven of tekenen wat zij van die suikertaartjurk vinden. En dan vinden we dat niet onfatsoenlijk en respectloos. Dan hebben we het opeens over ‘vrijheid van meningsuiting, het grootste goed van de mens!’ Dat begrijp ik dus niet. Ik zeg niet tegen mijn vriendin dat ze eruit ziet als een aangeklede aap en zij mogen hele volksstammen beledigen door dat wel te zeggen. En als dat dan helemaal verschrikkelijk verkeerd afloopt storten we ons in een collectieve huilbui waarbij we elkaar om de oren zwaaien met onze zo geliefde maar niet bestaande ‘vrijheid van meningsuiting’.

En ons vertwijfeld afvragen waar het heengaat, met deze wereld.

Zolang we niet in staat zijn tot een beetje tolerantie en respect voor andersmans opvattingen en kledingkeuze, zal het er met deze wereld op deze manier aan toe blijven gaan. Heel jammer, maar onvermijdelijk. Gun je vriendin die suikertaartjurk. Dan wordt alles beter.