dinsdag 5 juni 2018

De nachtburgemeester






Op de eerste kampeervakantie van jongste dochter besloten we het niet te gek te maken en was onze eerste stop de camping in Etréaupont, net randje Franse Ardennen. Als kind was ik daar een paar keer geweest en bewaarde er goede herinneringen aan.

We waren er al vroeg in de middag en troffen onder een populier een groot bed aan, gemaakt van pallets, takken, stro en bloemen. In de hoek van de camping, rechts van ons, stonden wat slordig opgebouwde tenten bij elkaar, er was een vuurplaats en een over de tenten heen gespannen wit geweest laken diende als zonwering. Het tafereel zag eruit of het er al een tijdje stond. Tussen twee bomen zat een touw en aan dat touw bewoog aan een scheerlijn een klein meisje heen en weer. Ze leek zich totaal niet in haar bewegingsvrijheid beperkt te voelen en wij vonden het een uitstekende oplossing, ook voor onze eigen ondernemende dreumes die al vijf minuten na aankomst bovenop een glijbaan klom die niet voor dreumesen bedoeld was. De moeder van Wiesje, zoals het meisje bleek te heten, zat tussen de tenten in een boek te lezen. Verder was er niemand.

De grote trekpleister van de camping is de ligging aan de rivier de l’Oise, op die plaats nog een beek. We liepen er heen met de kinderen en troffen daar nog meer mensen aan: in het diepere deel van het water stonden twee mannen aan een soort bar, met daarop allerlei flessen. Er bleken ook gekoelde dranken te zijn.  ‘Roséetje?’ vroeg René. Dat drankje had ik al jaren niet meer gedronken, rosé was passé. ‘Proef maar,’ zei hij behulpzaam. ‘Het smaakt anders dan je denkt.’ En dat was ook zo.

Deze kennismaking leidde al snel tot een paar dagen met uitbundige feestmaaltijden en de komst van pa en ma, wier 50-jarig huwelijk gevierd werd met het inwijden van het bruidsbed. Ook de rest van de familie, een zus, een broer en zijn vriendin en wat vrienden waren gearriveerd en er zou een barbecue plaatsvinden. Het was warm, René droeg behalve een korte lange joggingbroek waar zijn bruine glimmende buik overheen puilde niets anders dan een machete, om geschikte twijgen voor het maken van brochettes  voor de kinderen af te hakken. Niet alle campinggasten wisten van dit vredelievende voornemen en doken ver achterin hun tent of caravan toen hij vastberaden voorbij kwam stappen.

Wat ik me vooral herinner zijn ongelofelijke lachaanvallen, van die buien waar je bijna niet meer van bijkomt. Manlief herinnert zich vooral met name één enorme kater, waardoor hij zich pas tegen twee uur ’s middags weer in de beek meldde. Toen was juist de waterschoen van Oudste dochter weg gedreven en Man sprak de legendarische woorden: ‘Welke kant uit?’ Overigens vond hij hem wel na diverse manhaftige (denk aan zijn toestand) duiken onder water. Ook stal hij als hydrobioloog de show met het laten zien wat er allemaal voor leven in zo’n beek zit, prachtige libellelarven, vlokreeften en modderkruipers.

Na enkele dagen besloten wij dat het voor onze gezondheid beter was als we doorreisden. Maar ook jaren daarna kwamen we nog regelmatig rond diezelfde periode langs op de camping en was het direct weer feest. Er zijn nog zoveel mooie en vooral komische herinneringen aan onze contacten met de familie Vallentgoed. Mensen die groots en meeslepend leven en waar wij ons als gewone stervelingen even tegenaan schurken, maar dan toch maar gauw weer de veiligheid van het voorspelbare bestaan opzoeken. Manlief is René, ik begreep officieus nachtburgemeester van Leiden, een paar jaar geleden nog eens tegengekomen in die stad. René vertelde toen dat Wiesje biologie is gaan studeren, dankzij diens lessen.

Van de week begonnen we aan de terugweg vanuit Zuid-Frankrijk en ik dacht eraan dat het misschien leuk was nog eens op die camping te overnachten. Ik zocht op FB naar René Vallentgoed en las dat hij op 17 mei is overleden, 63 jaar oud, aan uitgezaaide longkanker. Al die Gitanes hebben dan uiteindelijk hun tol geëisd. Bourgondisch, een enorme lach, een geweldig eigenzinnige humor, hij blijft in ons hart als een man die alles uit het leven haalde en waar we voor altijd warme herinneringen aan bewaren.

René, ik hef het glas – en ik hoef jou niet te vertellen wat erin zit.