donderdag 30 juni 2016

Paspoort in Parijs

Broer heeft een nieuw paspoort nodig. Het oude is al vijftien jaar verlopen dus het wordt wel eens tijd. Hij heeft van internet alle voorgeschreven formulieren gedownload en ingevuld maar het paspoort zelf moet in persoon aangevraagd worden in de  ambassade in Parijs. Hij heeft een afspraak en we gaan gezellig samen met de trein. Kunnen we ook eens rustig over van alles en nog wat praten, ouderwetse broer-zus kwaliteitstijd. Na de koffie in La Noblet gaan we naar L’Aigle, waar hij in een pasfotomachine vier identieke pasfoto’s van zichzelf maakt. Hij kijkt er nogal woest op.

We arriveren in Montparnasse waar een van Broers dochters ons opwacht, zij heeft vandaag ook iets te doen in Parijs. Zij en Google maps brengen ons met gezwinde pas bij de ambassade. Tien minuten na de afgesproken tijd schuift er een mevrouw achter de balie. Uiteraard kunnende pasfoto’s niet door de beugel. Ze legt uit waar we wel goede pasfoto’s kunnen laten maken, we moeten met de metro naar de Champs Elysées en dan  zullen we in een winkelcentrum een kleine fotozaak vinden waar men pasfoto’s onder strikt Nederlandse voorwaarden maakt. ‘U bent er ongeveer een uur zoet mee, heen en terug.’ Hieruit spreekt jarenlange ervaring.

En zo reizen we af naar de Champs Elysées. Sinds mijn laatste bezoek in Parijs is er iets veranderd: langs de metro perrons zijn  glazen puien met schuifdeuren opgesteld. Voor de metro springen is nu uitgesloten. Tussen die deuren komen terwijl de metro alweer vertrekt, kan nu wel. De waarschuwende tekeningen laten niets aan de verbeelding over.




We vinden de winkel zonder problemen. Hij doet voorwereldlijk aan in deze tijd van digitale fotografie. De eigenaar ook. Hij stelt zijn machine in op Pasfoto voor Nederlands Paspoort en neemt een foto uit de losse hand. Die keuren we in consensus af. ‘Optimistisch kijken,’ roep ik want dat heb ik geleerd van een pasfotograaf. Weer hurkt de bejaarde fotograaf licht door de knieën en knipt één keer.  Deze is inderdaad een stuk beter, al twijfelt de man een beetje over een wat al te wilde haarlok. Met een schuifmaat in de ene en de pasfoto’s in de andere witgehandschoende hand meet hij de verhoudingen na. Het kan nét.




Terug in de ambassade zijn er nu ook andere Nederlanders die een paspoort willen. Een grote, naar later blijkt Kongolese vrouw heeft een kleine baby op haar buik en een tas met een stapel papieren van ruim twaalf centimeter dikte. Ze is hier om voor haar zoontje een paspoort aan te vragen. Ze heeft alle veertien gevraagde formulieren ingevuld, maar er  moeten hier en daar nog wat puntjes op de i. Het lijkt allemaal redelijk soepel te verlopen totdat blijkt dat ook de vader een paar handtekeningen moet zetten. Dit brengt onrust bij de jonge moeder. De mevrouw achter de balie voelt met haar mee, dat kun je aan alles merken. ‘We moeten zijn burgerlijke staat weten….’ begint ze. ‘Hij is op vakantie,’ zegt de jonge vrouw. Dat de baliemedewerkster dat niet bedoelt, wordt haar even later duidelijk. ‘We zijn nog niet getrouwd.’ Ze schikt haar papieren. ‘Ik ben de moeder, ik heb mijn kind gebaard, aangegeven, alles geregeld, ik weet niet wat ik nu nog meer kan doen.’ De baliemedewerkster heeft het over een geboortebewijs. Meewarig kijkt de zwarte vrouw haar aan. ‘Serieus? Hij komt uit België, uit de Kongo. Denkt u echt dat ze daar….’ Ze pakt haar papieren in. Ze hijst haar tassen over haar schouder en slaat een beschermende arm om haar slapende baby. ‘Hoe moet dat  lukken, een paspoort voor mijn zoon,’ zegt ze gelaten en verlaat het pand.

Broer is er intussen bijna. De foto’s zijn goedgekeurd, zijn vingerafdrukken genomen, wat er nog ontbreekt is een uittreksel uit het geboorteregister. Voor het aanvragen van een paspoort is het noodzakelijk te weten of Broer echt nog Nederlander en niet stiekem tot Fransman genaturaliseerd is. En wie zijn vader en moeder zijn. Als al die gegevens binnen zijn, gaat de aanvraag de procedure in. En of hij maar even 113,50 wil afrekenen.



We wandelen naar de Eiffeltoren en zijn het erover eens: het aanvragen van een paspoort kent vele haken, ogen en onbegrijpelijke eisen. En dat je wel regels moet hebben, anders wordt het een zootje. Maar had nou niet iemand gewoon stiekem een krabbeltje kunnen zetten op dat formulier van die jonge moeder? 

maandag 6 juni 2016

Op Sardinië



We vlogen naar Olbia aan de noordkant van Sardinië, het vliegtuig was flink vertraagd maar we landden nog net bij licht: we zagen rotsige kusten, eilandjes waar witte bootjes omheen cirkelden, een zee in vijftig tinten azuurblauw.

De dagen daarna toerden we langs slingerende wegen, bekeken we enkele Nuraghi, prehistorische restanten van het volk dat op het eiland leefde en waarvan niemand precies weet waar het vandaan kwam. Er waren er veel en ieder dorp dat van die overblijfselen bezit probeert er een toeristisch slaatje uit te slaan: talloze bordjes beloofden ons archeologische musea, maar als we er al in slaagden de gebouwen waar ze gehuisvest zouden moeten zijn te vinden, troffen we gesloten deuren. In  Torralba kon ik door het raam kijken en zag ik een modern vormgegeven lege balie met twee verlaten stoelen erachter, wat ongeopende post achter de ingang. In Bonorva  was een Sardijnse zo behulpzaam voor ons uit te rijden naar het Museo Archeologico. Nadat we haar hadden uitgezwaaid vonden we in het portaal alleen een doos oude beschimmelde folders, in het Duits.

 Onze reis voerde ons ook naar Cagliari, de zuidelijke havenstad, die me in allerlei opzichten deed denken aan Barcelona. Hoge gebouwen, steile, smalle straatjes en een B&B in het levendig middelpunt. Als we de auto wilden parkeren schoten behulpzame zwarte jongens op ons af, wezen ons een lege plek en haalden een parkeerkaartje, waar ze zelf dan een halve euro aan verdienden. Nadat me dat eerst ergerde begon ik deze werkwijze later wel te waarderen. Ze deden tenminste iets voor hun geld en bedelden niet. We zagen dat ook veel Sardijnen van hun diensten gebruik maakten.


’s Ochtends ontbeten we in een zaakje dat volstond met de heerlijkste taarten en gebakjes, maar in tegenstelling tot onze eerste B&B, een Agriturismo bij Arzachena, kregen we hier alleen een mand broodjes met jam in kartonnen bekertjes.  We aten de drie avonden dat we er waren heerlijk en vooral veel in drie verschillende restaurants. Hoe precies de volgorde van de antipasti’s en tweede gangen over de maaltijd verdeeld was bleek iedere keer weer een verrassing. Maar het eten was vers en  puur en het werd met trots en élégance geserveerd.

In Cagliari is wel een museum dat open is, maar uiteindelijk zijn we daar niet aan toe gekomen. Er is ook een lift naar het uitzichtpunt boven de stad, maar die was, zoals een versleten papier liet lezen, tijdelijk buiten bedrijf. En toen we er dan maar naartoe gelopen waren was het hele plein afgesloten wegens onderhoud. Dat zijn van die dingen die je overkomen als je in het voorseizoen op vakantie gaat.


Onze laatste bestemming was Alghero aan de oostkust, waar we via een schitterende weg heen reden.  Wat is er leuker dan over niet de meest voor de hand liggende wegen te rijden en koffie te drinken in het lokale café, te midden van door elkaar pratende mannetjes die samen grote flessen bier delen en op die manier honderd worden. Twee slokjes espresso en verder ging het weer.

Onze B&B aan zee lag in Fertilia, een merkwaardig communistisch aandoend voorstadje. Later las ik dat het door Mussolini gesticht is als landbouwgemeenschap, om mensen die aan de omringende droog te leggen moerassen werkten te huisvesten. Een deel van de woonkazernes staat leeg, in een straat met aan weerszijden arcades zijn diverse winkels en eetgelegenheden gevestigd maar echt gezellig ziet het er niet uit.

Vanuit onze luxe kamer met balkon en uitzicht over zee waagden we ons de eerste avond aan het in die arcade gevestigde restaurant Acquaria, op loopafstand. Het bleek er geweldig, aardige mensen en van de eigenaar mochten we niet weg voordat we een glaasje Limoncello hadden gedronken.
Alghero is een leuk, toeristisch stadje. Onderweg in een dorp, met de bedoeling iets te drinken te kopen, vonden we in een winkel de in de reisgids geroemde handwerkkunst: op een speciale manier geweven kleedjes. Voor een paar euro was zo’n kleedje van ons en ben ik er in geslaagd die er nog bij te proppen, in de handbagagekoffer.

Tja, wat verder? De Costa Smeralda, één van de meest mondaine kusten van Europa maar stijlvol en mooi bebouwd , de vele stranden, soms met hagelwit, soms met gemberkleurig zand, de vreemd verstopte Nuraghi’s, de bij tijd en wijle onaangenaam waaiende mistral, de knalblauwe luchten, de bloeiende oleanders, de bonte kraaien, flamingo’s en bijeneters, het nagenoeg ontbreken van grote roofvogels, de grote schaapskuddes die soms een heel stuk over de weg moesten, de praktische, bijna Spartaanse huizenbouw die mooi wordt door de bonte kleuren waarin de huizen gepleisterd zijn, de prachtig begroeide bergen en heuvels, de parkeerplaatsen die gebruikt worden om afval te dumpen, het heerlijke, rijpe fruit en het enorme voedselaanbod in de overdekte markt van Caglieri, de heerlijke Cannonau en natuurlijk het goddelijke ijs. Een eiland waar de moderne welvaart de kleinschaligheid niet heeft verdrongen, waar de kleine schrale akkers bewerkt worden door boeren en hulpen met kleine tractoren maar die kennelijk genoeg opleveren om niet aan schaalvergroting te hoeven denken. Waar de mensen een gelukkige, ontspannen indruk maken en waar je dus met gemak honderd kunt worden. We kunnen er ons na ons bezoek iets bij voorstellen!