Vandaag gaat het er eindelijk van komen: ik ga fietsen naar
Bernay, hier zo’n 25 kilometer vandaan waarvan de laatste veertien over een
oude spoorbaan. Die is al járen geleden een fietspad geworden en als klein
beetje treinengek heb ik daar hele romantische ideeën over, over dat fietsen
over zo’n (nu geheel geasfalteerde) spoor. Er zijn er inmiddels nogal wat van
die voies vertes in Frankrijk. Tot de
19de eeuw werden spoorlijnen dan ook met grote voortvarendheid
aangelegd langs de riviertjes die voor aandrijving van industrietjes zorgden. Een
groot aantal spoorwegmaatschappijen exploiteerde de lijnen, maar veel ervan
waren al voor de jaren dertig alweer opgeheven dankzij het toenemend
wegverkeer.
Vanaf La Noblet ben ik naar Montreuil gefietst en daar heb
ik in het zonnetje un petit noir
gedronken alvorens door het dal van de Charentonne naar Broglie te fietsen. ‘Alles
ziet er beter uit als de zon schijnt’ zong Rudi Carrell en het mag dan een
dooddoener zijn, de wereld presenteert zich vandaag op zo’n weelderige wijze
dat ik me bij tijd en wijle in veel zuidelijker streken dan Normandië waan.
Alles bloeit en groeit en zingt en kwettert en hoe heerlijk is het te fietsen
langs een weg waar maar heel sporadisch een auto passeert. Ik rijd Broglie in
en sla af naar het beginpunt van het fietspad,
‘La voie verte’ (het groene spoor). Groen is het zeker. Aan weerszijden groeien
struiken zo hoog dat het lijkt of je door een tunnel fietst. Er zijn wat mensen
op het pad, wandelaars, oma’s met kleinkinderen
in een buggy. Geen enkele keer kom ik een fietser tegen. Van het
spoorwegverleden is nauwelijks iets waarneembaar, behalve een rangeerterrein
waar overwoekerde auto’s staan en de spoorbruggen en stationnetjes die nu
bewoond worden. En toch is alles van een ongekende, kleine schoonheid. De oude
hekken langs het pad zijn er ooit door mensen die er nu niet meer zijn
neergezet. Een ijzeren hek houdt ongewenste bezoekers buiten en gewenste
binnen. Langs het pad groeien talloze kleine margrieten, hun stralende
gezichtjes naar de zon gericht. Hoe het
precies werkt weet ik niet, maar het lijkt dat naarmate ik ouder word, het
grootse en meeslepende leven me niet meer erg kan boeien en ik veel meer de schoonheid
van wat dicht bij me is leer waarderen.
De route is ruim en vlak en voordat ik het weet ben ik in
Bernay. Ik schuif aan een tafeltje bij
een crêperie en eet een hartige en een zoete crèpe. Daarna fiets ik via een andere, iets
hobbeliger route terug. In St. Pierre- les-Cernières houdt mijn accu het voor
gezien en moet ik helemaal op eigen kracht uit het dal zien te komen. Ook met
een stevige tegenwind lukt dat maar dan vind ik het wel mooi geweest. In jaren
heb ik niet zo ver gefietst, ruim 50 km. In Montreuil pikt hoofd Bezemwagen me weer op.
Het was een prachtige dag. Die kan weer in je rugzakje, zou Els zeggen. En daar
gaat hij ook in!