Ruim 13 jaar geleden haalden we Suus op uit Leeuwarden. Ze
kwam uit een nest van vijf pups en fokster Suzanne Zaal had haar voor ons
uitgekozen en zodoende kozen wij haar naam voor onze tweede Smous. Een paar
maanden daarvoor was onze herplaatser Noa praktisch voor de deur doodgereden en
dat was een schok die we nog maar nauwelijks te boven waren.
Zo brachten we haar thuis, bij de oude mopperpot Jack the
Russell die al heel snel duidelijk maakte dat dat puppengedoe helemaal niks
voor hem was. Vanaf dag 1 had Suus een erg enthousiaste manier van begroeten,
ze begon dan te juichen, sprong tegen mensen op, moest iets in de bek nemen
anders vergreep ze zich uit puur enthousiasme aan loshangende jaspanden of
zijden sjaals. We hebben haar dat niet echt af kunnen leren. Het duurde ook
nooit zo lang, daarna zocht ze haar plek weer op en had je geen kind aan haar. Dan
haar neiging schoenen, sokken, pantoffels, alles wat ze op de grond aantrof in uitzinnige vreugde
bij je te brengen of ergens binnen of buiten achter te laten. Hoe vaak we haar
niet verwenst hebben als we al haast hadden en er miste de helft van ons
schoeisel!
Toen ze, héél schoorvoetend, een nieuwe huisgenoot, de
kitten Spookje, had leren accepteren bleek dat laagje beschaving maar heel dun. Een jaar later kreeg Spookje vier kittens.
Terwijl ik even wegliep van de doos waarin ze geboren waren miste er bij
terugkeer één, de enige rode van het stel. Suus werd uitvoerig ondervraagd maar
wist van niks. Tot Suus’ vriend Spike een week later op kraamvisite kwam. Daar
was Suus opeens met iets rossigs waar een staartje aan zat in de bek. Ze liet
dat dingetje aan Spike zien en echt, ze was er gewoon trots op.
Suus kreeg op 22 november 2013 een nest met vijf pups.
Eentje hielden we er, dat werd roversdochter Ronja. Ronja was heel anders dan
haar moeder, geen gejuich, geen gesleep met schoeisel, geen kapsones waar te
plassen en te poepen. Wel net zo’n goede
muizen-, ratten- en mollenjager als haar moeder, zo niet beter. Samen hadden ze
daar een hele strategie voor ontwikkeld. Ze konden ook soms opeens geweldig
vechten en dan was het een hele toer ze uit elkaar te krijgen.
En opeens was Suus 13 en was er iets mis. Ze ging heel vaak
zitten persen en dan kwam er niks. Bezoeken aan verschillende dierenartsen
gaven geen uitsluitsel, tot de laatste. Die constateerde een gezwel ter grootte
van een golfbal in haar buik tussen haar baarmoeder, blaas en endeldarm in. Er
werden diverse opties aangedragen, scannen, operatie met onzekere afloop,
mogelijke beschadiging van essentiële zenuwen. En toen we dat allemaal niet
wilden voor Suus, restte er uiteraard maar één ding. We gingen naar huis met prednison
en een middel om haar gemakkelijker te laten poepen.
De prednison zorgde voor een enorme opleving. We hadden onze
Suus terug! Ze ging op jacht met haar dochter, ik wandelde alle weggetjes die
we ooit samen hadden gelopen, ze was bijna net als voorheen. Maar dat ze om de
100 meter ging zitten persen door de druk van de tumor veranderde niet echt. We
besloten het van dag tot dag te bekijken. Dat bleek nog niet zo gemakkelijk. Maar
langzamerhand ging ze achteruit. Ze moest ’s nachts een paar keer uit de bench
om te plassen, ze trilde, het plassen en persen werd steeds frequenter.
En zo kwam de dag na een nacht waarin ze er vijf keer uit
moest dat we besloten dat het moment daar was. De dierenarts die ons had
bijgestaan heeft haar ook geëuthanaseerd. Ronja probeerde haar nog in beweging
te krijgen en keek me niet-begrijpend aan.
We hebben haar in een warm dekentje gewikkeld en begraven op
haar favoriete plek achter de kachel aan de buitenkant van het huis.
Dag Suus, dag liefste Suus.