donderdag 25 augustus 2016

Levensvragen




Vanmorgen zitten we buiten te ontbijten. Hoewel de herfst zich al laat zien in het natte gras en de vallende blaadjes van de acacia, is het nog steeds zomer en dat zullen we in de loop van de dag gaan merken ook.

Onze ontbijtthee is al jaren de oude, vertrouwde Pickwick. Heeft de keuze aan middag- en avondthee inmiddels een halve plank in mijn keuken ingenomen, ’s ochtends smaakt alleen dat bungelende theezakje.
Nu hebben ze bij DE mensen in dienst genomen die de hele dag teksten voor op het labeltje aan het theezakje zitten te bedenken.  Als ik het labeltje van de dag ’s ochtends lees zie ik steevast het beeld van een paar jonge mensen die ingespannen achter hun laptopje vragen bedenken voor op het labeltje. Voor hen op tafel staan verschillende mokken gevuld met thee, natuurlijk. En elkaar dan maar inspireren! Wat voor opleiding wordt er verwacht van een labeltjestekstschrijver?   Hoeveel vragen zouden ze al bedacht hebben? Wat gaan ze doen als alle vragen op zijn?

Deze ochtend maakt de vraag op het labeltje voor het eerst iets bij me los. Ik word er een beetje kribbig van, ik ben niet zo dol op dat woord, ‘dankbaar.’  Het heeft iets passiefs, dat woord, en tegelijkertijd iets dwingends. Alsof je vaak niet zelf de hand gehad hebt in hetgeen waarvoor je dankbaar moet zijn. Ik krijg zin om er iets onaardigs over te zeggen en ik neem mijn laptop mee naar mijn plek in de boomgaard.

En dan zit ik hier in mijn mooie  huisje en kijk uit op de volgeladen appelbomen en de picknicktafel met het kleurige kleed er overheen waar we gisteren met vrienden thee en zelfgebakken cake nuttigden. Het volmaakte landlevenplaatje.  In mijn gezellige huis dartelen zeven drieënhalf weken oude pups in hun tijdelijke verblijf, met de kinderen gaat alles goed en straks ga ik nog even sperziebonen plukken. De boze buitenwereld is hier héél ver vandaan.


Opeens zitten er zes piepjonge pimpelmezen in de appelboom naast me. En ik kan het niet anders omschrijven, het gevoel dat ik nu heb. Dus Pickwick, hierbij mijn antwoord. En ook een beetje bedankt.


vrijdag 12 augustus 2016

Op zoek naar rust



In augustus kamperen we met onze bustent in Midden-Frankrijk. We staan op een kleine camping, beheerd door een  Nederlands stel. Er is plaats voor een stuk of twaalf tenten en aangezien er behalve keramiek- en yogales niets te beleven valt is het een plek die uitstekend geschikt is voor rustzoekers. Op onze plek kijken we vanaf de heuvel het dal in, bij aankomst leek het een prima plek maar later op de middag moeten we achter de auto kruipen om ons aan de brandende zon te onttrekken. 

Op de mooiste plek van de camping, een meter of dertig naast ons, staat onder een enorme eik een bleek Nederlands gezinnetje, vader, moeder, dochtertje van een jaar of 9: ze zoeken zoveel rust dat ze zelfs geen goedendag zeggen als ze ’s ochtends  met hun emmertje met plas voorbijkomen.

Als we twee dagen na aankomst  ’s ochtends wakker worden is er op de plek naast ons een gezin met een hoop jongens gearriveerd. Ze beginnen diverse tenten op te zetten en dan blijkt dat wij er met onze auto niet meer uitkunnen.  Omdat we misschien toch al een beetje breed opgesteld stonden besluiten we de hele boel een paar meter op te schuiven, dan kunnen we meteen wat meer schaduw pakken en is iedereen blij. De jongens zijn na een lange autorit toe aan wat beweging en geschreeuw, dus die beginnen gelijk te voetballen.

Ik zie onze buurvrouw (die ik voor het gemak Deegsliert genoemd heb) verderop met vertrokken mond toekijken. Ze neemt een grote omweg met haar emmertje. Ook manlief beent in de richting van het huis waar de eigenaren van de camping in hun zelf gecreëerd paradijsje wonen .
Opeens staat Deegsliert naast me. ‘Dat wil je toch niet, een stelletje pubers naast je! Wij komen hier voor onze rust!’ Ze kijkt samenzweerderig. Even bedenk ik me dat ik zal zeggen: ‘Ook goedemorgen,’ maar dan komt er heel wat anders uit: ‘Ach, die jongens moeten even uitrazen.’ Nou, daar denkt de buurvrouw héél anders over. Van zoveel jongensgeweld is ze absoluut niet gediend. De buren merken wel wat er aan de hand is en doen erg hun best heel vriendelijk over te komen, wat ze niet hoeven te doen want het zijn gewoon aardige mensen.


Nu begint het grote geschipper voor de eigenaren van de camping. Meneer komt kijken of iedereen tevreden is. Wanneer ’s middags een camper arriveert met nog meer jongens en er gezamenlijke barbecueplannen op het menu staan verzoekt mevrouw die barbecue liever op de plek waar de camper staat te houden, wat ook gebeurt.

De dag erop vliegen er ingepakte slaapzakken de tent van onze rustzoekende buren uit waarna ze hem met driftige bewegingen afbreken. Ze gaan de tent op het veldje verder naar beneden opnieuw opzetten. Daar waar de tenten met de jonge gezinnen staan. Als ik die nacht even wakker word hoor ik in de verte uit één van die tenten babygehuil komen. Even later klinkt ook uit een andere tent een oorverdovend gekrijs op, tenminste voor wie er bij in de buurt staat. Bij onze buren is alles rustig. Ik draai me lekker om en slaap snel weer in.