dinsdag 27 september 2016

Knallen






In de Smouzenglossy* van september 2016 staat een verhaal over hoe om te gaan met honden die bang zijn voor vuurwerk en onweer. Het vertelt ons weinig nieuws: negeren is de aloude boodschap, toegeven aan de angst is alleen maar een bevestiging ervan.  Vervolgens wordt er een heel arsenaal aan trainingen en medicatie besproken dat veel vergt van de hond en zijn eigenaar. Of je na deze behandeling een angstvrije hond hebt laat de auteur een beetje in het midden, omdat dat van vele factoren afhangt.

Laten we deze angst nu eens met ons gewone, gezonde verstand bekijken.

Is het ráár om bang te zijn voor knallen en onweer?  Onweer is een erkend gevaarlijk natuurverschijnsel waar ook de doorsnee mens respect voor heeft. Je moet dekking zoeken en hopen dat er geen boom op je kop valt. En van harde vuurwerkknallen schrik je doorgaans ook, zeker als het carbidkanon Dikke Bella in paraatheid wordt gebracht. De omstanders dragen gehoorbescherming en drinken glaasjes Schrobbelèr, ik bedoel maar. Dus deze angst is legitiem. En vervolgens: hoe erg is dat dan, als je hond bang voor onweer of ander geknal is?

Van ons als ‘baasjes’ of  de nieuwe term ‘begeleiders’ wordt verwacht dat wij onze hond  liefdevol en  vanuit veiligheid opvoeden en van hem een maatje voor het leven maken. We aaien en knuffelen onze viervoeters veelvuldig, we geven ze lekkere hapjes, heerlijke dekens om op te liggen en leuk speelgoed om mee te spelen en als het onweert of knalt laten we ze aan hun lot over en doen we net of ze er niet zijn. Juist op het moment dat hij de zekerheid van een troostende baas nodig heeft, laten we hem, bibberend achter de wasmachine, in de steek. Terwijl de ramen in de sponningen rammelen zetten wij de tv een stukje harder en dweilen zonder wat te zeggen de angstplasjes op.  Nou, dáár is onze trouwe viervoeter ons dankbaar voor!

Ik geef toe, ik heb het jaren gedaan, dat negeren. Of een paar pilletjes gegeven waardoor de hond nog banger leek te worden. Maar toen ik voor de zoveelste keer een trillende Suus (haar angst ontwikkelde zich in de loop der tijd) onder het logeerbed vandaan moest trekken heb ik haar gewoon op schoot genomen, geknuffeld en troostend toegesproken. En ben toen weer overgegaan tot de orde van de dag. Dat is in mijn geval veel achter de laptop zitten en dan mag Suus op mijn voeten liggen als het buiten onweert. Ook als het alleen maar dreigt. Zonder al teveel poespas geven wij onze honden net dat beetje steun wat ze bij ons als begeleider zoeken en ook van ons mogen verwachten. En nee, de angst wordt er niet minder door, maar wel draaglijker, je maakt het niet groter dan hij is maar doet ook niet net of er niks aan de hand is.

En voor  het moment suprème, oudjaarsnacht, hebben we een onorthodoxe remedie waar ze dol op zijn. Ik denk, dat ze nu bijna uitkijken naar de jaarwisseling!



*Wat is de Smouzenglossy? Het verenigingsblad van de Hollandse Smouzenclub. Alles over dit bijzondere ras vind je op www.smoushond.nl  

dinsdag 20 september 2016

Kanker is er





Op 20 september 1997 gaat om kwart voor zeven ’s ochtends de telefoon. Ik hoef hem niet eens op te nemen om te weten wat de boodschap zal zijn.
Mijn broer heeft mijn moeder in de ogen gekeken en gezien dat het vrijwel over is. En dan sta ik voor mijn kledingkast, op deze stralende septemberdag. Wat trek je aan op de dag dat je moeder sterft?

Mijn moeder stierf aan de gevolgen van borstkanker, die ze vijf jaar daarvoor, twee maanden nadat ze gecontroleerd was door de borstenbus, zelf constateerde. Een operatie, bestralingen: meer was niet nodig. En toen brak de Angst aan. Angst voor de controles, angst weer iets te voelen. Ze leefde op geleende tijd, de opluchting na een controle duurde maar kort. In januari 1997 kreeg ze last van hevige rugpijnen. En al snel was er het vonnis: uitbehandeld. Maar ja, dat levert natuurlijk niets op dus de ene na de andere chemokuur volgde. Ze verloor haar haar, haar eigen cynische, lichtboosaardige zelf en haar waardigheid en wij verloren onze moeder al veel eerder dan ze daadwerkelijk stierf.

Vijfenzestig was ze. ‘Veel te jong,’ vond iedereen om me heen. Ik was nog geen veertig en vond vijfenzestig helemaal niet jong. En dat vind ik, nu ik over ruim een jaar net zo oud ben als zij toen ze haar knobbel vond nog steeds. ‘Ze heeft zo gestreden,’ zeiden mensen troostend bij de condoleance. Ook daar kon ik niks mee. Hoezo strijd? Kanker overkomt je toch gewoon? En in veruit de meeste gevallen omdat je eigenlijk gewoon je taak als mens hebt volbracht: je bent opgegroeid, hebt min of meer iets voor de samenleving betekend en vooral: je voortgeplant. Daarvoor zijn we nu eenmaal op aarde, net als alle andere beesten om ons heen.

‘Ik hoop nog zo dat ik mijn kleinkinderen kan zien opgroeien,’ schreef mijn moeder mij in een brief voordat ze geopereerd werd. En ik dacht: ‘Je hebt je kinderen toch op zien groeien tot mooie mensen? Waar houdt het op?’

En nu moeten we lopen voor kanker, tegen een berg op fietsen voor kanker, met de hond wandelen voor kanker: ik kan er helemaal niks mee. ’Kanker de wereld uit,’ is een domme en leugenachtige kreet.  Ik zou een nieuwe actie in het leven willen roepen: Accepteer Kanker. Stop met al die zinloze, mensonterende behandelingen bij mensen voor wie het einde al lang in zicht is.
Pas dan kunnen we terminale kankerpatiënten de zorg en aandacht geven die ze verdienen, ze vertroetelen, hun haren kammen en een lekker luchtje achter hun oren wrijven. En ze dat éne lepeltje roomyoghurt met honing en walnoten voeren. En dan zonder spijt en schaamte laten gaan.