dinsdag 26 mei 2020

Le canapé de mon père




Rond het jaar 2000 schafte mijn vader een nieuw bankstel aan. Na het overlijden van mijn moeder enkele jaren eerder had hij een nieuwe vriendin met een moderne smaak en zo kon het gebeuren dat hij een loeiduur, eigentijds stel met een drie-, een twee-en-halfzits bank en een hocker aanschafte van roodbruin leer. We vonden het geloof ik allemaal mooi, al vraag ik me achteraf af of ik geen commentaar had op dat leer. Praktisch was het wel, met een stel voor een deel nog jonge kleinkinderen en op enig moment ook vier honden als iedereen er was.

In 2003 kocht mijn vader het huis, dat tot dan toe in bezit was van B(r)oer, in Normandië. De voorwaarden waren dat Hoofd Verbouw en ik samen verantwoordelijk waren voor het opknappen en aankleden van het huis en met hulp van vrienden lukte dat in een sneltreinvaart. Dat verbouwen en behangen en schilderen was allemaal onze taak, mijn vader was van het opruimen en vuur stoken. Nooit heb ik hem vergenoegder gezien dan in die periode dat we daar met z’n allen aan het werk waren. Hij stopte zijn pijp, greep een hark en ging aan de slag. Hij had wel op sommige punten een wat andere insteek over hoe alles met name rondom het huis eruit moest zien. Zo vond hij een oud, vervallen stalletje dat een 100 meter verderop in het land stond een storend element in het beeld vanaf het huis, dus dat moest worden opgeruimd. Wij vonden dat juist wel authentiek maar ach, we lieten hem maar begaan. Hij had er zoveel plezier in de boel daar aan kant te krijgen.





Een nicht van hem overleed en uit de boedel kocht ik een authentiek Frans bankstel van gestreept gouden pluche met franje. Het stond perfect in de salon maar het zat voor geen meter. Dat geef ik nu toe, toen, vanwege het mooie plaatje, natuurlijk niet. Als pa en z’n vriendin kwamen zaten ze op comfortabele tuinstoelen in de keuken, want het haardvuur in de salon kregen ze ook niet aan zonder dat de hele kamer blauw stond. Maar, verder vond hij het allemaal prachtig en er was geen groter plezier denkbaar dan dat we daar allemaal tegelijk waren om te eten, drinken en te spelen.
Hij overleed in 2009 en het was voor ons geen enkele vraag wat er met La Noblet moest gebeuren: dat bleef in de familie. Zo werden mijn twee broers en ik eigenaar.


Bij het uitruimen van zijn woonhuis bleven we zitten met het bankstel. Niemand wilde het hebben, we hadden allemaal al een bank. Ik zette het op MP en er reageerde een vrouw die wel wilde komen kijken. Ze kwam met de bus uit een belendend dorp en had haar dochter van een jaar of 9 bij zich. De vrouw stak zodra ze binnen was een sigaret op, wierp nauwelijks een blik op het bankstel en bood de helft van onze vraagprijs. Meer kon ze niet betalen. Haar dochter klom op een van de banken en begon er op te springen, met haar schoenen aan. De moeder stond er glimlachend naar te kijken, ik vroeg het kind daarmee op te houden. Hier zei de moeder iets van en toen zei ik: ‘Ik wil jullie hier niet in dit huis hebben, ga weg.’ Ze begon nog te piepen over de bijstand en het kaartje voor de bus en ik heb haar 20 euro gegeven om op te rotten.

En zo kwam het bankstel toch in onze woonkamer te staan en bleek het wonderwel te passen. Het kon overal tegen. We hadden eens een nest pups, dat we op een gegeven moment kwijt waren (zeven stuks) en die bleken zich in een gat aan de onderkant van de hocker verstopt te hebben waar ze heerlijk lagen te slapen. De honden konden languit liggen of op de rugleuning zittend naar buiten kijken en je kon er met gemak met z’n vijven op zitten, het was voor ons gemaakt.
Tot we naar Frankrijk gingen verhuizen. 

Daar stond al jaren de bank die voor dit stel had moeten wijken. De grote leren bank moest nu echt weg, de kleinere paste in ons pied-à-terre. Daar stond hij twee jaar in. Om ook de kleinkinderen eens te logeren te kunnen hebben besloten we tot aanschaf van een slaapbank. Onze roodbruine bank stond nu buiten onder een afdak en er kwamen mensen via MP kijken. Om ‘m voor verkoop aantrekkelijk te maken hadden we de bank gepoetst met schoensmeer, hij zag er prachtig uit. Het waren hele áárdige mensen en ik gunde ze mijn bank.  Maar helaas, de kleur die ze in gedachten hadden was het niet.  En toen zei ik tegen Hoofd Logistiek: 'kunnen wij ‘m niet meenemen naar La Noblet?' Wij hebben een ruime VW Caddy en de bank met de hocker paste precies. Maar er bleef wel weinig ruimte over. Ik denk niet dat we ooit zo volgepropt op reis zijn gegaan.
En nu staat de bank, met de hocker waarop we allebei naast elkaar onze benen kunnen leggen in de salon. Het is er maar een beetje voller van geworden. We moeten nu wel een muur schilderen en er moeten nieuwe gordijnen komen, maar dat moest toch al.

Vandaag tekenen we het koopcontract voor La Noblet. Op dezelfde dag tekenen Oudste Dochter en Vriend voor hun nieuwe woning. En ik weet zeker dat er ergens een man tevreden z’n pijpje stopt, een glas rode wijn inschenkt en met ons proost op de aanschaf van dit bijzondere huis. Wie weet zit hij straks wel op de canapé als we terug komen van de notaris. Ik hoop het.

donderdag 14 mei 2020

Lock down




Na acht weken in Nederland te hebben doorgebracht staan we voor de Franse grens. De marechaussee kijkt ons met licht vooruitgestoken borst vorsend aan maar bezwijkt bij het zien van ons van Belangrijke Stempels voorziene document van de burgemeester, die ons als inwoner van zijn dorp beschouwt en ons daarmee de vrijgeleide gaf naar huis te rijden.


‘Ça marche,’ wordt de gezagsdrager opeens een aardige jongeman die ons ook nog bon voyage wenst. Uit het zicht geven wij elkaar een high five. Was toch wel een beetje spannend, ook in België werden we argwanend bekeken. Men vroeg of we voedingsmiddelen aan boord hadden. Spontaan verzwegen wij de potten pindakaas, pakken hagelslag en vanillevla die voor onze Franse familieleden bestemd waren. Er werd verder ook niet gecontroleerd, dat had verregaande consequenties kunnen hebben met een twee-en-halfzits canapé mét hocker aan boord en dan de rest zó logistiek ingepakt dat zelfs de blauwe bessenstruiken en andere planten de reis ongebroken konden doorstaan.

In de lente en zomer is het altijd heerlijk bij licht aan te komen en wat we zien valt niet tegen. Het grootste deel van het gras is gemaaid en de viooltjes lachen ons met hun blije gezichtjes toe. De stokoude roos die ik in maart angstig heel kort had gesnoeid op advies van experts, heeft zich daar zo tegen verzet dat zij, meters lang en zwaar beladen met bloemen (bloeiden rozen vroeger niet pas in juni?) voorover op het gazon ligt. Dat wordt klus 1, morgenochtend. De wisteria heb ik alweer niet zien bloeien en van de blauwe morgensterren, vorig jaar in grote aantallen aanwezig, is er nu nog één over. De paars bloeiende Verbena heeft het overgenomen. 



De moestuin is verdwenen, in de kas valt het mee. We gaan eerst maar eens soep eten bij B(r)oer en zijn gezin. Geen knuffels, geen zoenen, zeker voor Fransen is dat toch een hele opgave. Giechelig geven we elkaar een elleboogstoot, iets van fysiek contact heb je toch nodig.

De lockdown, met één student en één net afgestudeerde architect daar in huis heeft voor mooie dingen gezorgd: op tal van plekken zijn er stukjes moestuin en er is een grote kas geplaatst waar mooie bedden gemaakt zijn voor tomaten, courgettes, meloenen, komkommers, noem maar op. De oogst zal enorm zijn! Zo bijzonder hoeveel aardigheid neef en nicht er aan hebben hiermee bezig te zijn, ook hun moeder is er heel blij mee. Wie weet hoe zich dit allemaal nog gaat ontwikkelen.
We slapen heerlijk en dag 1 in La Noblet staat in het teken van het opbinden van mijn roos, het terugvinden van de moestuin, het klaar maken van de kas voor ontvangst van tomatenplanten en meloenen en natuurlijk ook in etappes het gras maaien, bij B(r)oer chatten met Orange omdat ons internet niet werkt en weer aan het huis wennen. Waar lagen ook alweer…….Aan het einde van de dag zijn we uitgeput. Maar wel lekker. We slapen weer als rozen.

Op dag 2 staat er al om half negen een gemaskerde man voor de deur. De problemshooter van Orange deelt ons mee dat alles weer werkt. Om wat voor reden dan ook bleek onze kabel losgeschroefd te zijn van het hoofdnetwerk. Hij begrijpt er niets van. Leuk, dat zo’n man ook wel eens iets niet begrijpt. Maar dat het werkt is natuurlijk heel fijn. Vooral omdat ons pas op 15 mei een monteur was beloofd.

’s Middags rijd ik naar Orbec voor de boodschappen. De karren staan zonder schoongemaakt te zijn onder hun abri. Iedereen die wel eens in Frankrijk is geweest weet dat daar mensen wonen die je in Nederland eigenlijk nooit ziet.  Mensen (meest mannen) van een onbestemde leeftijd tussen de 40 en de 80, in vieze en vaak gescheurde kleren (en dan bedoel ik echt vies, overal), hun voeten zonder sokken in kapotte gymschoenen gestoken, handen met zwarte nagels en die staan dan een tijdje bij die karren te klungelen voordat ze er één uitgetrokken hebben. Ik kan er niks aan doen, ruim acht weken geleden vond ik het eigenlijk helemaal geen probleem en nu trek ik gelijk m’n flesje handgel uit m’n tas om de boel eens lekker te ontsmetten. Bij de ingang zit een slimme onderneemster zelfgemaakte mondkapjes te verkopen. Ik groet haar vriendelijk, ik doe niet mee aan die verstikkende onzin. Zeker de helft van de aanwezigen in de winkel is het niet met me eens en draagt wel zo’n nattig lapje. Daarom houden ze verder ook nergens rekening mee, laten hun kar ergens staan of reiken voor je langs naar een zak aardappels. Rijst en suiker zijn grotendeels op, ik heb het idee dat de pasta’s fors in prijs gestegen zijn want daar liggen er nog best veel van. Overal hangen A4tjes met daarop de mededeling: aanraken is kopen! Maar ja, ik wil toch echt even voelen of de camembert wel rijp is. De logistiek in de winkel is verder keurig geregeld. Aansluiten op anderhalve meter, kassières met mondkapje en handschoenen én handgel tussen iedere klant. Ik word er een beetje verdrietig van. Ik was al niet zo dol op boodschappen doen en dit maakt het allemaal alleen nog maar erger. Ik hoop dat ik genoeg eten en drinken heb ingeslagen om tenminste een week door te komen zonder supermarktbezoek. 

Weer thuis heeft Hoofd Groen ook het laatste stukje van de moestuin blootgelegd en kan ik ‘m na egaliseren en wat mest gaan inrichten. Hij kan zijn werkzaamheden hervatten met het Eden-project, van een stuk braambos een voedselbosachtig paradijsje te maken, met natuurlijk genoeg plaats om daar ook leuk te kunnen zitten. Want, zoals in onze familie gevleugelde woorden zijn: ‘Het is al wat, maar het wordt ongetwijfeld hartstikke prachtig.’  Het lijkt er soms op dat het leven een loopje met je neemt, maar je hebt er zelf nog steeds een hoop over te zeggen. Of mee te doen.