donderdag 21 november 2019

Een stukje lopen





Ik had natuurlijk gewaarschuwd moeten zijn, toen ik de auto parkeerde bij het vertrekpunt van de wandeling die ik samen met Luus ging maken. Ik had een prachtig mapje wandelingen aangeschaft bij de OdT in L’Aigle en er een wandeling van 5 km uitgekozen op niet al te grote afstand van huis. Er stond geen waarschuwing in tegen mogelijke jagers, dus Luus hoefde haar fluorescerende jasje niet aan. Volgens de eerste aanwijzing moest ik vertrekken vanaf het ‘panneau de départ’. De borden die ik vond verkeerden in verregaande staat van ontbinding, maar ze waren nog nét te lezen. Ach, wat kon me gebeuren, gewoon de gele strepen volgen en voor de zekerheid de folder met wandeling mét kaartje in de zak.

Maar volgens goede Franse gewoonte ging het al na een paar honderd meter mis. Dankzij de kaart was ik wel de goede kant uit gelopen, maar wat volgens de instructies een onverhard weggetje zou moeten zijn was inmiddels geasfalteerd en ook naambordjes die de route moesten verduidelijken ontbraken. De rondwandeling kruiste twee keer de A28, niet een weg om zomaar even over te steken, dus ik was heel benieuwd hoe we dat gingen oplossen. Kaart zo gedraaid dat ik snapte hoe ik verder moest en niet gehinderd door énige gele streep arriveerde ik tot mijn stomme verbazing na twee km bij een onderdoorgang voor wild. Die verbazing lag meer aan mij dan aan de bewegwijzering, want wat ik had gelezen als kunstwerk (‘un bel ouvrage d’art) dat ik niet kon vinden en waar ik al erg over had gemopperd, bleek in de praktijk een wildtunnel. 



Eenmaal daar onderdoor wees het pad zich redelijk vanzelf. We passeerden een klein kapelletje. Ik was er best trots op dat ik dat helemaal op eigen kracht bereikt had want ook hier vond men het wel gebakken met die gele strepen. Ik stak de weg over, er was maar één pad dat pittig steil omhoog liep (dat stond ook in de beschrijving) en we kwamen langs een geheel overwoekerde woning. Er stond een brievenbus voor waarvan de klep ontbrak maar die nog wel op slot zat, al had iemand hem wel geprobeerd te forceren.  Ik tuurde door de ontstane opening. Er zat een belangrijk uitziende brief in, gedateerd 5 mei. Ik had zomaar het idee dat er toen ook al niemand meer woonde maar ja, als postbode blijf je op je post. Ik liep nu langs een buurtschapje met grote huizen en gekleurde kinderfietsjes in de tuin. Bij de driesprong volgde ik de route op de kaart en toen, langs een stuk rechte weg zonder enig zijpad stond daar zomaar opeens een gele streep op een boom! 


Dat gaf moed, want nu we weer in de buurt van de A28 kwamen vreesde ik toch wel een beetje voor het vervolg van de wandeling. Die vrees bleek terecht.



Op een boom stond dat ik rechtsaf moest. En hoe ik dat ook bekeek, ik zag geen pad of weg rechtsaf. Ik kon wel de weg naar links vervolgen, dus dat deed ik maar een halve kilometer. Er kwam echter geen zijweg dus ik keerde terug op mijn schreden. Luus keek me wat ongerust aan. Het zou zomaar kunnen dat ’t arme dier best al wel een beetje moe was, ze is al elf en ze heeft de afgelopen weken niet veel training gehad. Net als haar mens, overigens, die nu begreep dat ze terug zou moeten keren en op zoek moest naar de Départementale. Na een keer vergeefs een oprit te hebben opgelopen kwamen we uiteindelijk uit op de D12. Nu moesten de laatste kilometers langs de weg gelopen worden, daar heb ik altijd een pesthekel aan. Ondertussen had ik al een heel betoog gecomponeerd om mijn beklag te gaan doe bij de OdT over wéér zo’n wandeling waar geen hout van klopt. Maar iets zegt mij dat ik met mijn commentaar de handen niet echt op elkaar zal krijgen.  Laat staan dat er op de planning voor volgend jaar het nalopen van de wandelingen uit het gidsje van de Pays d’Ouche Nord zal staan.

Overigens ken ik een wandeling rond een buurtschapje in Salland, waar je jezelf met een pontje over de beek kan trekken om aan de overkant weer verder te wandelen. In de loop der jaren heb ik het pontje langzamerhand één zien worden met zijn omgeving. De laatste keer dat ik er was het pontje half gezonken in het geboomte en was het touw doormidden.  Toen je nog wel naar de overkant kon werd het ook geheel aan je eigen initiatief overgelaten hoe nu verder. Dus enige ervaring met mislukkende wandelingen is mij niet vreemd. 

Dus nu kan ik ze daar in L’Aigle wel over de balie trekken, maar dan heb ik boter op mijn hoofd. Eerst binnenkort maar eens checken hoe het nu zit, met dat pontje. Of het alweer functioneert. 
En dan, na nog wat randonnées hier ter plaatse, misschien eens voorzichtig opmerken dat het misschien tijd is de wandelingen weer eens op te frissen. Ik wil er best op uit, met een blikje gele verf en een kwast. Wel pas na het het jachtseizoen. 


maandag 11 november 2019

Eetfeest



Het is niet voor het eerst dat ik het ga hebben over de Fransen en hun attitude ten aanzien van voedsel. Het onderwerp blijft me boeien omdat het zo héél anders is dan hoe Nederlanders met eten omgaan.

Doordeweeks is er op Radio France Blue Normandie van 9 – 12 een programma dat iedere keer een ingrediënt in het zonnetje zet, waarna luisteraars mogen inbellen met hun persoonlijke recepten. De crème, roomboter, kazen, jambon cru en crèmes fraiches vliegen je om de oren als onmisbare ingrediënten voor nagenoeg iedere schotel. Voor elk recept is er wel een persoonlijke variant die de beller graag wil delen met de luisteraars van dit uiterst populaire programma. Ook de presentatoren slagen er steeds weer in hun oprechte bewondering en appetit voor het recept breed uit te meten. Zo langzamerhand ga ik er steeds meer van verstaan en ik ben zelfs al een keer met een pen en papiertje in de weer geweest om een recept op te schrijven.

En nu gaan wij ons ook eens storten in zo’n weekend vol smaak, kleur en geur: het Coquilles-St-Jacquesfeest in Port-en-Bessin. Eens kijken hoe dat nu echt is! Op zaterdagochtend rijden we naar dit pittoreske havenstadje tussen Arromanches en Omaha Beach. Reeds in de buitenwijken wordt al duidelijk dat het niet zomaar iets is, dit feestje! Honderden campers staan hutje mudje langs de weg en op alle mogelijke andere plekken opgesteld. Hun eigenaren wandelen met hun boodschappenkar richting haven of komen er al van terug. Dit is nl het hoogtepunt van het feest: het zijn de enige twee dagen in het jaar dat de Coquilles St Jacques plus nog een aantal vissen zoals rog en schol rechtstreeks bij de groothandel kunnen worden ingekocht. Dus dan wordt de vis bepaald niet duur betaald! We worden naar een parkeerplek gedirigeerd en wandelen naar het centrum.

Op de markt kun je overal proeven van de talloze bereidingswijzen van de Coquilles en andere vissige gerechten. Zo is er ook een stand met talloze soorten vispaté in diverse samenstellingen. We proeven, rollen met onze ogen, smakken nog een keer beleefd en vinden eigenlijk alles lekker zodat we onze wandeling hervatten met een tas vol potjes. Onderweg staan mensen in de rij voor de restaurants die deze aandacht kennelijk verdienen. En dan is het nog lang geen etenstijd.

Tenslotte arriveren we in de hal, of eigenlijk, de hemel. Voetje aan voetje schuifelen we langs de bergen Coquilles, schol, rog en andere vissoorten. Ergens loopt het vast, daar demonstreert een visser hoe je zo’n schelp open snijdt. Er spuit een straaltje zeewater in het gezicht van een van de omstanders, die daar natuurlijk niet boos om wordt. En ondertussen wordt er aangeschaft of het niks kost. Wij nemen 5 kg mee voor 50 euro voor ons avondmaal met zes personen, hetgeen neerkomt op vijf noisettes per persoon.



Maar eigenlijk stelt dat helemaal niks voor. Als B(r)oer en schoonzus in de loop van de volgende ochtend terugkeren voor nog een maaltje voor thuis is er niets meer. De voor het feest ingeschatte 40 ton is niet genoeg gebleken. Alles is schoon op. En als ik nu heel eerlijk ben (en dat is vloeken in de kerk) vind ik die schelpdieren zoals men ze thuis of in de restaurants bereidt, niet eens zo heel erg lekker. Volgens goede Franse traditie worden ze heel ‘puur’ gegeten, dus met heel bescheiden toevoegingen, beetje prei, beetje zout, beetje peper,schepje warme crème fraiche. ‘Je proeft de zee.’ Dat zal, maar ik prefereer ze in stukjes gehakt in een roomsausje met en scheutje witte wijn, garnalen en nog wat witte vis met pittige Hollandse kaas en paneermeel gegratineerd in de oven. Bij het opdienen een snufje verse peterselie erover. Klinkt vast nogal patatje met in Franse oren, maar dán vind ik ze héérlijk!  Durf ik France Blue ook eens te bellen met mijn recept? Of misschien beter van niet..?







woensdag 6 november 2019

Poep


Vandaag is onze fosse septique (rioleringssysteem)  door twee officiële jongeren van de SPANC afgekeurd. We krijgen een jaar om het in orde te maken. Maar we hoeven ons niet te haasten. Als het wat langer duurt is het ook niet erg.


De jongeman en de jongedame hebben een hele stapel papier bij zich waar niet alles helemaal van klopt. Ons adres niet, wie de eigenaren zijn van de woning die nog op naam van B®oer staat en ook een aantal andere data is niet correct ingevuld. Ze hebben hele stoere modderlaarzen aan en het meisje heeft een soort stevige tentharing bij zich waarmee ze op onvoorspelbare plekken in de grond prikt. De SPANC, die erg tegen de zin van inwoners is opgericht en jaarlijks zo’n 22 euro kost waar je als particulier niets voor krijgt, heeft haar zaakjes niet echt op orde. Iedere tien jaar moet een rioleringssyteem officieel gekeurd worden en bij verkoop moet de notaris over de juiste staat van de riolering beschikken. Het is gebleken dat de laatste controle bij ons op 7 september 2009 heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat wij niet ook nog eens voor € 180 deze keuring hoeven te betalen, want zij hebben dat niet volgens hun eigen richtlijnen binnen tien jaar gedaan. En daar hebben we dan dus inmiddels zo’n 200 euro voor betaald.  

We hebben de keuring wel nodig, want wij willen La Noblet kopen van de erven, waarvan we er zelf ook één zijn. Er is uiteraard een riolering, eentje die op gezette tijden lekker verstopt raakt zodat Hoofd Uitvoering Lediging Rioleringssyteem weer een groot gat in het grint mag graven om het deksel van de beerput te lichten. Als hij heel eerlijk is vindt hij dat niet eens zulk vervelend werk. Lekker met de draailier de pijpen leeg pulken, grote brokken wittig vet loswrikken (Huid? Shampoo? Ecologisch wasmiddel?) en de boel dan weer heerlijk laten stromen. Hij neemt na deze klus wel een extra lange douche. Zonder zeep.

Onder en langs ons huis loopt dus een stelsel van overlopen en pijpen dat uiteindelijk uitloopt in de wei van B®oer. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Hoewel het hele zaakje tegen de tijd dat het daar in een zinkbed arriveert geheel schoon water is geworden mogen wij natuurlijk niet ons afvalwater in iemand anders’ wei dumpen. Dat stamt nog uit de tijd dat La Noblet een woongemeenschapje was met diverse opstallen en afvoeren met het daarbij behorende land. Overigens is er wel een aparte regenwateropvang onder een deel van het huis, die wij gebruiken om de tuin ’s zomers te sproeien. Heel eco dus.

Maar het moet anders, niet meteen deze maand, dit of volgend jaar. Beter dat we het wel goed regelen, want bij latere verkoop van het huis telt een al dan niet goedgekeurde riolering zwaar mee in de prijs. Maar eens onderzoeken of er nog ergens een subsidiepotje is met een beetje geld er in, want de kosten van deze operatie gaan al flink tegen de 10 000 euro lopen. Nog afgezien van de enorme graafwerkzaamheden die plaats zullen vinden op ons voor alle voorschriften waarschijnlijk iets te krappe erf en de daarmee gepaard gaande overlast. Wat toch een toestand voor die gewone menselijke behoeften, in ons huisje op de heuvel met dichtstbijzijnde buren op ruim een km afstand.

Maar goed, de eerste horde is genomen. Nu maar kijken hoe lang het allemaal gaat duren. Dat rapport, bedoel ik dan. 



dinsdag 10 september 2019

Opruimen





Als je naar een kleinere woning verhuist kan het niet anders of je moet opruimen. Wij verhuisden eind januari 2018 naar Normandië. Aangezien het (vakantie)huis waar we gingen wonen al helemaal was ingericht, moesten we dus van een hoop zaken afstand doen. Omdat we tegenwoordig ontspullen leuk moeten vinden, je wordt er zo ‘zen’ van, gingen we met frisse moed aan de slag.  Meubels hoefden nauwelijks mee en vonden ook een weg naar anderen. Keukenspullen idem dito. Dozen vol boeken gingen naar het Goed, evenals nog veel meer spullen die we niet meer nodig hadden of domweg niet konden plaatsen. Omdat het huis bewoond werd door Jongste Dochter en vriend hoefde nog niet álles weg, ze moesten eerst maar eens bekijken of het beviel, hier te wonen en dan misschien ons huis kopen. Uiteindelijk vertrokken we met een enorme aanhanger met nog steeds eigenlijk veel te veel spullen.


Anderhalf jaar later werd de koop gesloten en nu moest er serieus werk gemaakt worden van het leegruimen van het huis. Ik geef het je te doen. Een meter strips, behalve Asterix en Kuifje in twee talen ook nog de Gefrustreerden en de door mij gehate maar door Man zeer gewaardeerde Andy Cap. Het volledige werk van Marten Toonder. Twee meter foto-albums en nog eens een doos vol met ingelijste foto’s. Babykleertjes, mooie truitjes en broekjes, kinderbeddengoed. Een doos kerstkaarsen, het traditionele kerstcadeau van onze oppas aan de kinderen gedurende zeker tien jaar. Speelgoed, knuffels. Een bont gekleurd teiltje uit mijn 'verantwoord speelgoed tijd' met houten eendjes, een tamboer en een schaapje. Een beetje kapotgespeeld en daarna woonden ze lange tijd op een plankje in de woonkamer waar ik er elke dag naar kon kijken. En dan natuurlijk mijn poppenhuizen en kleine projectjes. Had ik er al misschien wel tien weg gedaan (en één meegenomen naar Frankrijk), ik kon het toch niet over mijn hart verkrijgen ze maar gewoon op de brandstapel te gooien. En proberen ze op Marktplaats te verkopen was grotendeels alleen maar ergernis, met mensen die het normaal vinden 15 euro te bieden op een uniek Bretons huisje. Dus dat moest ook mee. Een paar andere gaf ik weg. Overal vond ik poppenhuisminiaturen, zaken die me herinnerden aan een hele bijzondere tijd in ons leven. In ons pied-à-terre had ik al wat mooie dingen in de vitrinekast gezet en daar kon gelukkig nog wel wat bij. Andere spullen had ik zeker tien keer in handen zonder dat er een echte bestemming voor kwam.
En hoewel ik heus wel weet dat je met heel bescheiden middelen prima kunt leven (daar is ons Franse huis een goed voorbeeld van, evenals ons pied-à-terre, dat je ook een ‘tiny house’ mag noemen) is het opruimen van je leven helemaal niet leuk en word ik er ook helemaal niet blij van. Het is een definitieve stap naar een volgende fase, namelijk de ‘nu zijn we oud -fase’. We hebben zoveel meer verleden dan toekomst en dan gooi je dat verleden ook nog grotendeels weg. Ik heb in zeker acht albums alle losgeraakte foto’s weer vastgelijmd en genoten van het bekijken ervan. Maar ze gaan niet mee naar Frankrijk, we slaan ze hier op het zoldertje op en misschien komen ze er ooit nog wel weer eens van af als de dochters foto’s willen kijken, maar onherroepelijk volgt het moment dat ze gewoon bij het oud papier terecht komen. En dat geldt natuurlijk voor alles.

Er klopt helemaal niks van je verhaal, Marie Kondo. Ontspullen maakt je verdrietig. Het schiet ervan in je rug en in je gemoed. En natuurlijk komt er weer ruimte voor iets anders en zul je de meeste van die spullen ook nooit missen als ze eenmaal weg zijn, maar het opruimen zelf is geen feestje.

Die teil met houten speelgoed stond in de volgepropte auto waarmee we naar Het Goed reden. ‘Die eenden neem ik weer mee,’ zei ik. Er volgde geen commentaar. Wat ik met die eendjes ga doen, in Frankrijk? Ik geef ze een mooi plekje in de remise om ze daar vervolgens ongetwijfeld te laten verstoffen. Lekker nutteloos. Maar wel vol goede herinneringen. 





zaterdag 17 augustus 2019

Dorpsbelevenissen





Er woont een man in het bushokje van V. Er is daar één bushokje, en in de schoolvakanties rijdt er geen bus, dus hij heeft nog even. Hij heeft zich er geïnstalleerd met allerlei lappen en dozen en een kratje dat als tafeltje dient. Schuin achter zijn huisje is sinds twee weken de slagerij weer open met een nieuwe eigenaar, de graatmagere Sylvain. Mij is verteld dat hij met vier kinderen uit de Elzas hier naartoe is gekomen nadat zijn vrouw voor de tweede keer naar Parijs was weggelopen. Wij juichen deze stap toe (evenals de lokale basisschool) dus ga ik, koud terug van onze vakantie, vlees bij hem halen. Het ziet er keurig uit, alles is fris uitgestald. De slager draagt een schoon wit schort en haalt voor mijn bestelling van o.a. mousse de canard een mes uit een speciaal hoog opgehangen messenkast in het magazijn. Je weet maar nooit met die kinderen, natuurlijk. Hij werkt zoveel (de winkel is 54 uur per week geopend) dat hij die bengels niet voortdurend in de gaten kan houden. Als ik de winkel binnenga laat de slager net de hoogbejaarde maar zeer kwieke Mme Dubois uit, zij woont aan de overkant en is ook een van onze wekelijkse klanten in de coöperatieve winkel. Ik kan niet helemaal volgen waar ze het over hebben maar ik zie dat het gaat over de man in het bushokje. 

Terwijl de slager met mijn bestelling aan de slag gaat komt de man in een wolk van stank de winkel binnen. Hij frommelt wat met de lader van een antieke mobiele telefoon, kennelijk mag hij van de slager diens stroom gebruiken. Mme Dubois maakt haar hek open en steekt de straat over met een beker en een stuk stokbrood in haar hand. Kennelijk heeft ze die in het bushok neergezet want met lege handen opent ze de winkeldeur weer: op strenge toon beveelt ze de man zijn koffie op te drinken en de bijgeleverde sandwich op te eten. Ik heb het sterke vermoeden dat hij liever wat anders heeft dan koffie, alles aan zijn kapotte lijf schudt en beeft. Hij heeft ook die merkwaardige typische alco gezichtskleur, van grijs naar paars verlopend in de jukbeenderen en neuspunt. Daarbij is hij ook gewoon enorm vervuild. Ik heb te doen met die nieuwe slager, ben je nauwelijks aan de gang, heb je zo’n man in het bushok en je winkel. 

Maar dan gebeurt er weer iets bijzonders:  een voluptueus vrouwmens  komt strak in een uitpuilend licht jurkje gekleed de winkel binnen en loopt met twee tassen vol boodschappen naar achteren. Is dit de nieuwe vrouw in Sylvains leven? Of is de oude weer terug, nu ze dichter bij Parijs kan wonen? Duidelijk is, dat deze vrouw hem wel warmte kan geven!

Een paar dagen later is het bushokje leeg. Er schijnt een oplossing voor het huisvestingsprobleem van de man te zijn gekomen, maar het fijne ervan lijkt niemand te weten.  De  vriendelijke vrouw bedient nu pontificaal voor het etalageraam de kassa terwijl de slager die nu nog kleiner en magerder lijkt dan voorheen het vlees snijdt. Heel keurig. En ik neem aan dat haar bedrijfskleding ook wel een zekere aantrekkingskracht uitoefent op de m.n. mannelijke clientèle.  Die bestaat nl uit een weinig aan de verbeelding overlatend jurkje en als ze zich omdraait om stokbrood te pakken (slim is dat de slagerij nu ook depot de pain is én er is een postagentschap in de winkel gevestigd) kan men een blik op haar rug werpen waarop zich een fraaie tattoo bevindt. Hoe dan ook, de start van de slagerij in dit dorp zal niet onbesproken blijven. En dat is ook een manier om reclame te maken!



donderdag 27 juni 2019

Frankrijk, het is een mooi land, maar......


We hebben er al bijna  tien uur rijden opzitten in de brandende hitte (airco stuk, auto misschien wat onbetrouwbaar na een riskante reparatie en dan toch de caravan mee maar niet sneller dan 90), als we in Brionne stoppen voor de boodschappen. Het is rond half zeven, in de Carrefour is het druk. Ik probeer het menu voor vanavond en morgen te bedenken hetgeen niet meevalt met een hoofd vol licht gesmolten hersens. Uiteindelijk besluit ik voor vanavond een verse pizza en voor morgen een pastasalade met verse groenten en gerookte haring. Dan nog wat Leffe blond voor de chauffeur, een flesje rosé en prikwater voor de bijrijdster en dan sta ik met weer veel te veel boodschappen in m’n mandje voor de kassa. En moet dus een tasje kopen, terwijl er in de auto zeker drie liggen.
   
Als ik aan de beurt ben blijkt dat ik de trostomaten had moeten afwegen. Ik ben gewend dat dat aan de kassa gebeurt, leg ik de caissière omstandig uit, maar goed, ik draaf toch tegen de stroom in naar de groenteafdeling en bestudeer het bedieningspaneel van de weegschaal. Ik kan kiezen tussen groenten en fruit,  dat lukt nog. Hierna raak ik het spoor bijster, het hele scherm vult zich met tomaten, gele, donkerrode, pruimvormige, Coeur de boeuf, zwarte, snoeptomaten, saustomaten, maar de trostomaten die ik heb zie ik niet. En ook niet hoe ik een volgende pagina tevoorschijn kan krijgen. Dus ik leg mijn trostomaten terug in het vak en haast mij naar de kassa, waar de rij wegens weinig open kassa’s behoorlijk gegroeid is.

‘Ik heb ze teruggelegd, ik kon ze niet vinden op de weegschaal,’ vertel ik de caissière licht hijgend. De mevrouw achter mij keurt mijn oplossing niet goed en zegt: ‘Loopt u maar even mee, dan help ik u.’ Ik probeer er nog onderuit te komen gezien de lengte van de rij maar ze is onverbiddelijk. Ik zàl tomaten eten. Bij de groenteafdeling aangekomen pak ik mijn zakje tomaten weer uit het vak en volg haar. Ze wijst me hoe de weegschaal werkt, kiest groenten, vervolgens tomaten en valt dan stil. Ze ziet mijn tomaten ook niet. Resoluut stapt ze op een medewerkster die meloenen staat aan te vullen af en neemt haar mee om ons te vertellen welke tomaten wij hier nu in handen hebben. Wat blijkt: het zijn tomates grappes. Op het plaatje zijn die piepklein. De mijne zijn gewoon formaat tros. We wandelen terug naar de kassa, waar iedereen rustig staat te wachten. De caissière kijkt zo blij als mocht zij de tomaten zelf opeten, vanuit de rij zie ik ook alleen maar vriendelijke gezichten. Ik pak m’n spullen in en roep nog eens stralend ‘merci’ naar de menigte. Wat is het toch een mooi land. En wat wonen er toch veel aardige mensen.

woensdag 5 juni 2019

Het verhaal over de valkenier



Jaren geleden, we woonden nog in Noord-Holland, bezochten een vriendin en ik met de kinderen het Archeon. Dat deden we wel vaker want we vonden het er heel relaxed en leuk opgezet. En passant stak je er ook nog wat van op, altijd leuk. We werden als gebruikelijk verwelkomd door de valkenier, een van zijn roofvogels waakzaam op zijn pols. Het was een warme dag en na het kanoën waar we allemaal nat vandaan kwamen gingen we naar de roofvogelshow. De valkenier vertelde dat er juist die ochtend een van zijn vogels was weggevlogen en niet meer teruggekomen. De show was dus wat korter zonder een van de acteurs! Iedereen vond het heel jammer voor de valkenier, want wat kost het niet een hoop tijd om zo’n vogel te trainen.

Weer thuis liet ik ’s avonds de hond uit langs het dijkje waar wij aan woonden en zag een paar buren bij elkaar staan. Ze keken allemaal naar boven. Aangekomen zag ik het ook: een roofvogel met een kapje en leren sliertjes aan zijn poten zat op een tak sikkeneurig om zich heen te kijken. Het leek me duidelijk:  ik adviseerde de buurman de volgende ochtend contact op te nemen met het Archeon. Inderdaad bleek de vogel daar te horen (en hij was ruim 85 km naar het noorden gevlogen) en ’s middags is hij opgehaald, maar daar waren wij niet bij.

Het jaar daarop reisden we tijdens de eerste zondag dat het Archeon weer open was naar Alphen a/d Rijn. De kinderen, en wij ook wel een beetje, waren opgewonden: we gingen de valkenier vertellen dat we het jaar daarvoor zijn vogel hadden teruggevonden! Bij aankomst in het park verwelkomde hij ons niet, maar dat was ook niet altijd zo dus dat verbaasde ons niet. Waar we wel een beetje ongerust van werden was dat we in het middeleeuwse dorp voor het huis van de valkenier wilde bloemen zagen liggen. En er zongen monniken voor het huis. Toen we vroegen wat er aan de hand was viel het even stil. De valkenier was de dag ervoor, terugkerend van een korte vakantie in Frankrijk, langs de snelweg onwel geworden en ter plaatse overleden, nog geen 50 jaar oud en een gezin met opgroeiende kinderen achterlatend.

We waren in shock, we waren de man in de loop der jaren ook een beetje als een soort kennis gaan beschouwen en zijn ontijdig verscheiden maakte ons heel verdrietig. Daarbij konden we ons mooie verhaal niet kwijt. De rest van de dag hebben we zoals altijd de attracties afgewerkt, vuurtje gestookt en gekanood in de steentijd, gladiatorengevecht gekeken in de arena. Maar er lag een schaduw over de dag, ook letterlijk want het lukte de zon maar niet door de wolkenlaag heen te breken.

Dit jaar viert het Archeon zijn 25-jarig bestaan en we gaan er weer naartoe, nu met de kleinkinderen. Ongetwijfeld is er een nieuwe valkenier, met vogels die we nooit in een boom bij ons thuis zullen zien zitten nu ons huis echt veel verder weg is. 

Maar ik weet het zeker, onze valkenier kijkt nog even mee.

zaterdag 25 mei 2019

Op vakantie met D-day



We waren er een paar dagen tussenuit. Kun je van vakantie spreken als je op vakantie woont? Ik vind van wel. Je bent niet thuis, je hebt de Michelin Atlas van Frankrijk vol kleine weggetjes op schoot, de auto volgetankt en snickers mee voor onderweg. Ik heb een Chambre d’Hôtes geboekt in een sfeervol vijftiende-eeuws landhuis in het hart van de Cotentin, het noordelijkste puntje van Normandië.
Op de heenweg rijden we vanaf Bayeux langs de kust, die er nu lieflijk bij ligt in de voorjaarszon. Iets verder naar het oosten begon hier op 6 juni 1944 Operation Overlord, D-day.  Met enig  voorstellingsvermogen kun je het kanonnenvlees de stranden op zien kruipen, zeker als je denkt aan een film als Saving Private Ryan die ik overigens heb overgeslagen na het zien van de trailer. Je ontkomt hier op geen enkele manier aan de gebeurtenissen van 75 jaar geleden. Ik hield het altijd een beetje af, die invasie, tot ik een paar jaar geleden met onze schoonzoons de militaire begraafplaats bij Colleville-sûr-Mer, Omaha Beach, bezocht. 


Daar liggen 9387 jongens van rond de 20 begraven en zijn nog eens de namen van 1557 militairen in een enorme muur gekerfd: die soldaten zijn nooit teruggevonden. De hele sfeer en daar dan met jongens die maar net iets ouder zijn rond te lopen ontroerde me diep. Hoe vreselijk, maar uiteindelijk nuttig?, die hele operatie Overlord, zoveel doden, zoveel niet doordachte acties.


We rijden langs de hoge kust die zich steil opricht boven Omaha Beach, daar moesten die jongens tegenop klimmen en waren ze boven, dan knalden de Duitsers ze af. Nu staan er riante vakantiewoningen, in deze tijd van het jaar bijna allemaal leeg. Ik kan me er weinig bij voorstellen dat je hier vakantie wilt vieren. Maar ik zie ook wel dat het inmiddels een circus van ongekende omvang is. Ieder dorp heeft een museum of iets anders dat bezichtiging behoeft. Omdat het dit jaar 75 jaar geleden is en je mag verwachten dat de laatste overlevenden het 100-jarig jubileum niet zullen meemaken, wordt alles uit de kast gehaald er een onvergetelijke happening van te maken. Lange rijen grote vrachtwagens, ook Nederlandse, vol parafernalia staan bij het Normandy American Cemetery geparkeerd. Dorpen worden opgefrist, er hangen overal nieuwe vlaggen. Langs de hele route hangen foto’s van de soldaten die zo een gezicht geven aan deze met de kennis van nu moeilijk te verkroppen strijd. In Ste.Mère-Eglise hebben ze de parachutist die aan de kerktoren bungelt een verse parachute gegeven. Bij deze Airborne actie werden honderden parachutisten op klaarlichte dag uit vliegtuigen  gezet.

 De ongelukkig terecht gekomen John Steele (nu uiteraard een pop) toont nog eens hoe slecht voorbereid deze hele operatie is geweest. Eenmaal geland, verdwaalden de jongens in het door hoge hagen gekenmerkte landschap en kwamen in de ‘hedge hell’ terecht. De jonge eigenaar van een Bar Tabac in een dorpje aan de kust promoot zijn omgeving met ‘Jolie, n’est pas, hein?’ (‘Leuk toch?’) Hij stuurt ons naar één van de talloze musea die langs de 80 km lange kustlijn liggen, maar we gaan lekker niet.

Gelukkig is er ook veel vrolijks te beleven in dit stukje Frankrijk. De westkust is prachtig met kapen en vuurtorens en leuke haventjes en vooral: niet teveel opgeleukt. De grote EDF centrale bij Flamanville en de kerncentrale bij Jobourg doen misschien wel wat af aan al dat moois, maar ja, kan ik dit stukje tikken zonder stroom? 
Natuurlijk hebben dorpen en steden geleden onder de oorlog, maar wat wij ervan zien is dat alles met goede moed en niet eens zo heel lelijk weer is opgebouwd.

We hebben een paar prachtige dagen gehad, maar iets meer doordrenkt van WO II dan we voorzien hadden.  Onderweg, tijdens de picknick, komt er een militaire stoet van 75 jaar geleden vol serieus kijkende mannen voorbij. De wagens zien er tiptop onderhouden uit.

Op 6 juni zullen ze allemaal acte de présence geven, onder toeziend oog van de huidige machthebbers, in een wereld waarvan we maar moeten hopen dat er geen operatie Overlord meer nodig zal zijn.



P.s. Natuurlijk kan ik in dit verhaaltje niet het hele verhaal over Operation Overlord, D-Day, kwijt. Daar is elders voldoende informatie over te vinden, zoals hier: www.normandy-dday.com


zondag 28 april 2019

Een stukje fietsen

Het laatste weekend van april staat in Villlers-en-Ouche in het teken van de rallye cycliste. Al 52 keer organiseert het comité de fêtes deze fietstocht van 45 km door de dreven van Villers.



Schoonzus en ik hadden ons opgegeven en we zijn zelfs een paar keer wezen trainen, tot het hopeloze weer van de afgelopen dagen roet in het eten gooide. Dus niet héél goed voorbereid verscheen ik vanochtend om kwart voor acht met mijn Gazelle Twist met vijf werkende versnellingen aan de start. B(r)oer bleek mee te fietsen i.p.v. zijn vrouw en dat bleek maar goed ook….Meteen de eerste kilometers ging het al hurry up. Het was koud, zon en wolken wisselden elkaar af, het waaide nog niet, maar de te nemen heuvels bleken geen kattenpis voor mijn stalen ros en iets minder stalen benen. 

Een meneer in een fladderende gele Micky Mouse poncho zag mijn gezwoeg met lede ogen aan en drukte ferm zijn rechterhand in mijn rug. Dat hielp alvast een beetje. Maar nog zo’n twee kilometer later, na eerst met ca 60 km per uur door een dal gescheurd te zijn, bleek de heuvel die daar onvermijdelijk op volgde een niet te nemen hindernis. Ik stapte af en dacht, ik ga wel even lopen. Maar de bluebells in de berm leken met duizelingwekkende snelheid op me af te komen, dus de bezemwagen, die toch al achter mij reed, vond het beter mij van mijn rijwiel te scheiden en ik mocht lekker warm in de auto zitten tot de eerste stop. Daar kon je poederkoffie met dunne plakjes cake krijgen in de lokale salle de fête. Er werd besloten dat ik eerst weer even mee moest in de bus, aangezien er vanuit het gehucht een ‘côte raide’ dus een steile helling genomen moest worden maar daarna werd het allemaal vlak, echt waar,  en dan kon ik wel weer fietsen, vond ik zelf ook. Ik nam natuurlijk niet deel om als Hollandaise de risée van de ca 100 deelnemers (voor het overgrote deel niet elektrisch ondersteund) te zijn!


Welgemoed stapte ik dus weer op en het ging eerst ook best lekker, beetje wind in de rug, ai, weer een vals plat – maar daar hadden we gelukkig de man uit Aube weer die zich over mij ontfermde. Ik liet mij lovend uit over zijn conditie. Hij beweerde dat dit de enige fietstocht per jaar was die hij maakte. En zijn training vooral in de apéro sfeer gezocht moest worden.


Op eigen kracht haalde ik tenslotte de tweede stop, in St Nicolas-de-Sommaire. Prachtig dorpje, de burgemeester stond met de tien andere vrijwilligers achter de bar en de eerste flessen Merlot werden ontkurkt en leeggeschonken. Ik hield het bij een ham sandwich en een bekertje jus d’orange. Ik had het idee dat ik nu geweldig verkwikt was maar er volgde weer zo’n gemene helling en nu ook inmiddels een stevige wind tegen! Gelukkig was er na twee kilometer alweer een pauze omdat we een schitterende kapel gingen bekijken, die voor de gelegenheid ook nog even klokgelui liet horen.


Inmiddels was ik mijn gele ruiter kwijt en zwoegde ik achter B(r)oer en Michel op zijn elektrische fiets aan, de bezemwagen op onze hielen. Bij iedere kruising stapte een heel contingent vrijwilligers uit een andere bus om het verkeer tegen te houden, maar die waren ons vergeten dus namen we in Glos een hele verkeerde afslag. Michel wist wel een handig omweggetje terug naar de oorspronkelijke route. Als laatsten arriveerden bij de derde stop in Couvains, maar daar bleven we niet lang want het was al bijna ‘l heure pour l’apéro!’ En dan krijgt men haast.




Met een straffe wind tegen reden we over vele valse platten door een weinig afwisselend koolzaad- en graanlandschap. Vlak voor La Ferté Fresnel was de man uit Aube, die Gérard bleek te heten,   weer terug en nam mij flink onder handen. Hijgend kwam ik aan in het dorp. 

De laatste etappe ging gewoon over de D-weg en man, wat zag ik daar tegenop: je rijdt dan natuurlijk eerst met een heerlijk gangetje het dal in naar La Sifletière, maar dan is het voorbij met de pret en moet je honderden meters omhoog. Hier stapte ik af en ging lopen. Michel kwam me achterna gefietst en stelde voor dat we van fiets ruilden, dan beleefde ik toch nog wat ‘joie’plezier, aan deze fietstocht. En inderdaad. Wat een genot om iedereen die mij al talloze keren gepasseerd was, nu in volle vaart voorbij te sjezen. Ondertussen fietste Michel zonder merkbare inspanning op mijn fiets de heuvel op. In Villers werden we uitbundig toegejuicht door familie en vrienden van de deelnemers. Met z’n allen gingen we de salle de fête binnen voor het aperitief. Heel lang duurde dat niet, er moest ook nog gegeten worden. Ik had me daarvoor niet opgegeven dus nadat ik mijn gele ruiter nog eens hartelijk bedankt had voor zijn steun: zonder hem en de rest van mijn treintje was het me niet gelukt, deed ik mijn best met kwieke pas naar de auto te lopen. 

Of ik moet wat aan mijn conditie doen, of ik heb een elektrische fiets nodig. Ik weet denk ik wel wat het gaat worden!















vrijdag 15 maart 2019

Verwend




In Nederland rammel je je bestelling in je laptop of telefoon, besteld voor 21.00 uur, morgen geleverd. Soms moet je even achter de bezorger aanrennen omdat je niet echt op de mat op je 15 kg hondenvoer lag wachten en tijd geld is voor deze gasten. Zo kan het zijn dat je een niet-thuis briefje in de bus vindt terwijl je nét even zat te plassen, maar dan kun je het pakket doorgaans bij Buurvrouw ophalen. Allemaal best wel goed geregeld eigenlijk. En steeds beter als je het vergelijkt met hoe dat hier op het Franse platteland toegaat.

Er zijn webwinkels genoeg, het hele bestelproces is doorgans best eenvoudig te doorlopen, ze accepteren alle kaarten en paypal: maar dan. Je moet natuurlijk je adres invullen. En daar begint het probleem: wij weten niet wat ons adres is. Vorig jaar hebben we een straatnaam en een huisnummer gekregen. 350. Nadere uitleg was nodig om te begrijpen dat dit nummer ons was toegekend, niet omdat ze nog 349 andere huisnummers verwachtten uit te geven, maar omdat onze brievenbus 350 m van de openbare weg af staat. Plausibel. Maar nu. Die bedrijven kennen ons nieuwe adres niet. En soms moet je een telefoonnummer invullen en dan zijn er te weinig vakjes om je hele nummer inclusief landennummer in te voegen. Ik dacht dat eenvoudig op te lossen door de aanschaf van een extra simkaart, mijn Samsung is daarvoor toegerust. Maar daarvoor moest je een telefoonnummer invullen en ik was net moed aan het verzamelen om dan maar een middagje voor de Orangewinkel in Bernay te reserveren, toen ik op een forum las over een andere provider waarbij je een simkaart met een een nieuw nummer kunt opvragen en daar ben ik geslaagd: dat wil zeggen, in het bestellen van die kaart, want dat zal nu alweer een dag of tien geleden zijn en ik heb nog geen simkaart in onze brievenbus aangetroffen.

Stofzuigerzakken had ik besteld en een filter voor in de stofzuiger. Die bleek op waterzuigstand te staan. Vandaar dat hij bij elke zuigbeurt het fijnstof weer met geweld naar buiten blies. Ik hoest al weken. Donderdag besteld, maandagochtend kreeg ik bericht dat ik het pakketje kon ophalen in Broglie. Dat had ik nl zo geregeld: behalve dat het 5,80 verzendkosten scheelt om iets op pick up point te laten bezorgen, is dat kans dat je je bestelde goederen ook daadwerkelijk ontvangt groter.

In januari had ik bijvoorbeeld iets besteld dat via de DPD geleverd zou worden: ik kreeg bericht dat het pakket thuis bij me afgeleverd was. Ik wist daar niks van. Keek nog eens extra in de brievenbus, ook geen briefje ‘wij troffen u niet thuis.’ Via de DPD site kwam ik erachter dat mijn bestelling in Montreuil l’Argillé was, aan de rue Grande nr 30. Ik reed naar Montreuil, op dat adres zat een pizzeria maar die bleek gesloten. Er brandde licht dus ik ging toch naar binnen. Een moeder zat met haar kind huiswerk te maken. Ze was geen depot van de DPD. Misschien het Café Tabac, vijf huizen verderop? En inderdaad, daar was een afhaalpunt (daar was overigens verder niets van te zien) en op mijn vraag waarom ik geen bericht had gekregen dat mijn pakje hier was kreeg ik een kribbig antwoord dat ik niet verstond. Misschien maar beter.

Maar goed, die stofzuigerzakken. Via de dinsdagmarkt in L’Aigle reden we terug over Broglie om ze op te halen, een omweg van zo’n 20 km maar dat moet dan maar.  De zaak zou om 12.30 uur sluiten. Wij waren er om 12.15 en waar ik al bang voor was: de deur was op slot. Er lag wel een hele grote plastic zak vol pakketten achter de deur. Maar wij gingen eerst maar eens naar huis.
De volgende dag verzon ik iets om te kopen in de Brico bij Bernay en dan kon ik onderweg mooi die zakken oppikken. Ik was nu keurig rond half elf bij de winkel. De uitbaatster, als een soort mummy gewikkeld in talloze sjaals, wuifde met in één hand haar afleesapparaat dat ik maar eens tussen de pakjes die her en der in haar winkel opgestapeld stonden moest gaan zoeken.  Het mijne was er niet bij. Mijn naam stond wel in het apparaat.
‘O, dan komt het morgen,’ zei mevrouw.
‘Maar ik kreeg maandag al bericht dat ik het op kon halen..’ Meewarig keek ze me aan. ‘Die berichten sturen ze altijd dágen voordat ze komen leveren,’ zei ze. Dat dan wel op zo’n manier dat je terwijl je onverrichter zake terugloopt naar de auto denkt, ach ja, waar maakt een mens zich druk om.

Vandaag wilde ik een pakketzegel afdrukken om een ‘Natuurlijk Normandië’ te versturen, La Poste  heeft een gelikte website. Hierbij moest ik natuurlijk éérst m’n eigen adres invullen en toen dat van de geadresseerde. Je begrijpt het al, daar ben ik niet in geslaagd. Uiteindelijk wel in het invoeren van m’n eigen adres, want dat bleek dankzij de behulpzame Isabelle van de chat alleen mogelijk als ik een account aanmaakte. Ik heb het erg simpel gehouden, die straatnaam en die 350 nog maar niet vermeld. Maar het adres waar het naartoe moet: steeds maar rode balkjes. Morgen ga ik naar het postkantoor om dit te regelen. En wie weet rij ik dan ook wel even door naar Broglie, voor die stofzuigerzakken. En dat filter. En dan wip ik op de terugweg ook nog even aan bij B(r)oer om de post op te halen die bij hem bezorgd is, kennelijk omdat onze vaste factrice misschien een griepje heeft én je van zo’n invaller niet kunt verwachten dat zij de bordjes, die aan weerszijden van ons weggetje staan te wegwijzen, kan lezen. En verder hoop ik er maar het beste van. Pas als het écht niet anders kan, bestel ik via Internet. Dat is voor de winkels ook wel net zo leuk.


maandag 25 februari 2019

Het weer geeft ons violen




Onze eerste Vide grenier van het seizoen brengt ons helemaal naar Bellou-en-Houlme. Ruim een uur rijden, maar goed, we zijn al weken nergens heen geweest dus dan mag het een keer. Onderweg kopen we verse pains-au-chocolat in een bakkerij waar de bakker live broden in en uit de oven schuift, een prachtig gezicht. Alleen jammer dat het bedienend personeel mij beschuldigend aankijkt omdat ik de laatste twee chocoladebroodjes koop. Ik zit er natuurlijk normaal niet voor in de planning. Terwijl ze mijn twee euro in ontvangst neemt schreeuwt ze naar de bakker of er nog meer in de oven staan want dat ze nu OP zijn. Verbouwereerd verlaat ik de winkel.

Het café tabac is op deze vroege zondagochtend nog gesloten, dus we zullen elders onderweg koffie moeten scoren. Uiteindelijk lukt dat in Argentan. Hier waren we vorig jaar omstreeks dezelfde tijd toen D. naar de noodtandarts moest. Ook toen was het een zonnige, frisse ochtend en ook toen begon het grootste deel van de clientèle de dag met waarmee ze de vorige avond geëindigd waren. Het bier vloeit rijkelijk, onze café au lait klotst over de rand als de trillende handen van de barkeeper de kopjes voor ons neerzetten. Als de koffie op is, lopen we over de markt terug naar de auto. Er is een bloemenverkoper met winterviolen en natuurlijk kan ik daar niet aan voorbijlopen.  De man blijkt een poëet. ‘Ce temps nous donne des bonnes pensées’, rammelt hij eruit nadat hij een paar wat pierige plantjes in mijn tray heeft omgeruild voor betere. Nog mooier vind ik het omdat we het zomaar kunnen begrijpen! De woordspeling: violen zijn pensées, maar het woord betekent ook: gedachten. Dus: Dit weer geeft ons mooie violen/gedachten. Prachtig, toch?

En zo arriveren we op de zonovergoten foire in Bellou . We zijn er nog geen drie minuten of we stuiten op een onvoorstelbare vondst: een kist vol bontgekleurde gamelles. Al vaker schreef ik over mijn gamelle-verzameling en ook dat ik er nu klaar mee was. Twaalf stuks kon ik net op de Normandische kast plaatsen. Maar goed, daar waren er vorig jaar toch zomaar alweer drie bij gekomen, dus er nu stoer aan voorbijlopen is natuurlijk niet aan de orde. De kleine, pittige eigenares van al dit moois legt me uit dat ze ze verzameld heeft, die gamelles, maar nu wordt het tijd om de boel op te ruimen. Ik vertel haar dat ik eigenlijk gestopt was met het verzamelen ervan. Maar ik zie een oranje met bruin, en die heb ik nog niet. En ook een zachtgroene met hele fijne roodbruine spikkeltjes. Zo mooi. Ik koop de oranje. En als ze wegloopt om geld te wisselen, heb ik ook opeens die groene in mijn handen.






Vanmorgen heb ik de kast afgestoft, geherindeeld, en nu staan ze er allemaal, mijn 17 gamelles. Ga ik nu stoppen bij 20? En dan toch weer door de knieën als er zich een kleurtje aandient dat ik nog niet heb…? Dan gebeurt het. Het weer geeft me een mooie gedachte: ik verzamel geen gamelles, de gamelles verzamelen mij. Zolang ze zich nog ergens bevinden, op al die markten die nog komen, zullen ze op me wachten. Ik zal er voor ze zijn.








Een paar LP’s voor onze pick-up, een bankschroef, een soldeerbout, een taartschep, een ondefinieerbaar keukengereedschapje en  twee frites maison + knacks op het terras in de zon later: onze dag kan niet meer stuk!

zondag 17 februari 2019

Malterfoske



Zelf geworteld in het Groningse, hebben literatuur, muziek en film over deze provincie mijn warme belangstelling. Veel te jong las ik het dramatische verhaal over Rudolph de Mepsche, die in de achttiende eeuw 22 mannen liet ombrengen wegens het plegen van sodomie en dat zich afspeelde rond de plaats met de prachtige naam Enumatil.  Hierna kwam de film van Pieter Verhoeff, ‘Het teken van het beest’, over IJe Wijkstra die in het Westerkwartier vier plities ombrengt, een zaak die nog immer voor verhitte gemoederen zorgt. Weer een paar jaar later kwam de film: ‘De Poolse Bruid’. Echt zo’n typische stadse stoepschietersfilm van iemand die géén idee heeft van hoe het op het platteland toegaat en de boer in bemodderde laarzen de keuken laat binnen stampen. Laat Ede Staal dan maar zijn melancholieke liedjes zingen over het hoge land, waar niets boven gaat.

Dus toen mij werd verteld dat er weer zo’n verhaal was uitgekomen dat zich afspeelde in het noorden, was mijn nieuwsgierigheid gewekt. ‘Malterfoske’  van Lammert Voos is een mooi vormgegeven boek, slechts 62 pagina’s in een stevig lettertype en de vraag rijst hoeveel verhaal je kunt vertellen in zo’n dun boekje.

Laat ik u verzekeren: genoeg. Levendig schetst de auteur de doffe ellende van opeenvolgende generaties van het arme volk in die regio. Je ruikt de stank, voelt de vlooien kriebelen, ervaart de bittere kou en de knagende honger. Het verhaal dendert van de pagina’s. Het is een sterk, kaal, overrompelend verhaal. Het is geen verhaal om blij van te worden – en tegelijkertijd wel, want als je ’s avonds met een gevulde maag, zonder beestjes en ongeslagen in een droog, warm bed stapt, heb je al een hele hoop voor op de Malterfoskers die zich gedurende generaties staande moesten houden. 



Er zijn van die verhalen die je als lezer anders leest dan de schrijver het ‘bedoeld’ heeft. Tot mijn verbazing lees ik op de achterkant (nadat ik het boek uit heb):  ‘Malterfoske is een ontluisterend verhaal over een geslacht van sloebers in een godvergeten land (...)’ Maar wat ik lees is dat de bewoners zich uiteindelijk toch ontworsteld hebben aan het Malterfoske zijn met dat bijkans immer slechte weer, al beweert de auteur tijdens het verhaal voortdurend dat dat nooit zal gebeuren. Maar de manke sloeber is door zelfstudie toch echt wel boven zichzelf uitgestegen en heeft de toon gezet waardoor dit boek uiteindelijk het licht heeft gezien!

We bezien de laatste generatie door de ogen van opoe, die over het wad naar de schrijver aan zijn bureau zweeft. Die neemt het laatste woord: ‘in verzonnen verhalen kan altijd alles’. En zo kan het dus ook goed komen. 'Malterfoske' is een pareltje en dient gelezen te worden!

Lammert Voos, Malterfoske, AFDH Uitgevers, 62 pgns, isbn 978 90 72 603 69 2  € 19,50.

zondag 10 februari 2019

Magie




We zaten na te tafelen. We hadden een biefstukje van La Halle des Délices, omlijst met Champignons d’Orbec en een bio salade en alles was weer heerlijk. We hebben besloten dit jaar flexitariër te worden dus van de ca. drie dagen per week dat we nog vlees of vis eten moet het wel, tja, wat zijn…goed? Betrouwbaar? Met liefde voor het dier… etc. Moeilijk. Je eet een dood beest of niet. Voor het dier zelf maakt het niet uit, denk ik, ook niet als hij een wat wij noemen ‘acceptabel’ leven gehad heeft. Liever schuiven we dat toch een beetje uit ons blikveld. En koop ik kikkererwten.

We zijn hier nu een jaar en vind ik het nu dus een soort ‘gewoon’ geworden. Bij Man begint dat nu pas. Niet zo raar, want hij heeft altijd veel tijd nodig om aan veranderende situaties te wennen. Voor mij is het meer: het nieuwtje is er, hoe dan ook, af. Ik kijk naar buiten en vind het jaargetijde dat we wellicht moeten hernoemen naar Wintherfst  net zo vervelend als in NL. Het land is drijfnat, de wind giert, zelfs de sneeuwklokjes kruipen terug in hun groene schulpjes.

In de Quincaille Rit kijken ze er blij van op dat ik er weer ben. Ze willen ook allemaal weten hoe lang we deze keer blijven. Een van de dames exploiteert een chambre d’hôtes en heeft een boek voor me, een Nederlands boek, achtergelaten door Nederlandse gasten. Ik moet het maar komen halen, zij kan er niks mee. Dat zal ik doen. Ik heb genoeg te lezen, er ligt nog een stapel klaar. Door CJ is me op het hart gedrukt ‘Malterfoske’ van Lammert Voos te lezen en dat komt per post naar me toe, mag ik hopen, want het vinden van onze brievenbus is ook na een jaar nog een hele opgave voor de verschillende bezorgdiensten. 

Maar ik had het erover dat het al een beetje gewoon wordt hier te zijn. Kort voordat we vorig jaar vertrokken vroeg een vriendin me: ‘Denk je niet dat de magie er een beetje af gaat als je er altijd bent?’ Die vraag begreep ik en dat hield me ook bezig. En ik denk ook dat het wel zo is, want dat geldt voor alles. Meestal.
Maar toch. Een dag als gisteren, wanneer eindelijk de zon weer schijnt, de waterkou er een beetje af is en ik door de weiden wandel, de honden voor me uit rennend. Al die ruimte, schone lucht en stilte om me heen voel, dan is het er weer. Het typische Lanobletgevoel. Alsof je een beetje opstijgt.