zaterdag 9 december 2017

Wat er gebeurt




Hij is er: 

Een verhalenbundel met als thema's verdriet, veerkracht en venijn

Fragment: Wat er gebeurt



...als je de top bereikt.

Ze zijn op 1600 meter vertrokken om naar de top van de Canigou, de heilige berg van de Catalanen van 2784 meter hoog, te klimmen. Emma is haar moeder al snel voor. Ingrid moet echt zo nu en dan even stilstaan, ze is tijdens de slingerende tocht met de 4-wheeldrive onverwacht wagenziek geworden en moet diep ademhalen om haar maag weer tot rust te brengen. Ze zijn niet de enigen die vanmorgen deze klim maken: langs de westkant van de berg, die nu in de schaduw ligt, ziet ze gestaag naar boven klimmende kleine figuurtjes langs de steile flanken slingeren. Emma is haar al veel te ver voor. Als een gems danst ze over het pad, behendig en onverschrokken. Ingrid ziet haar soms op handen en voeten en roept haar naam. Natuurlijk hoort ze haar niet.
Ze probeert er vaart achter te zetten. Langzaam komt ze in een goede loopcadans en kan ze regelmatiger ademhalen. Haar maag doet niet meer vervelend. Ze wordt niet meer steeds ingehaald. Het gaat goed. 

De berg wordt hogerop steeds kaler met angstwekkend steile puinhellingen, waar het pad in uitgesleten is. Ingrid begint weer sneller te lopen. Eén misstap kan fataal zijn. Ze kan het voor zich zien, hoe haar meisje als een beschadigde vlinder onderaan de helling ligt, haar lange blonde haar in een waaier om haar hoofd. Omdat ze nu aan de achterkant van de berg is ziet ze haar helemaal niet meer. Maar opeens is ze er weer, haar rode korte broekje als een dansende stip tegen de donkere berg. Er loopt iemand bij haar, het lijkt erop of ze samen praten. Ze staan even stil, ze wijst. Ingrid zwaait. Ze zwaait terug. De vrouw bij haar zwaait ook, op een manier die haar geruststelt. Haar tocht duurt nog bijna een uur maar na nog een paar korte, loodzware klimmetjes arriveert ze op de top. Er zijn daar een heleboel mensen, dat valt haar tegen. Het waait er heel hard, de zon brandt. Ze ziet Emma met de vrouw op een rotsblok zitten. Ze moet zich bijna door de menigte heen worstelen om bij hen te komen.

‘Dag mam, ben je daar eindelijk,’ Emma lacht. De vrouw naast haar draait zich ook naar Ingrid om. Verbijsterd kijken ze elkaar enkele seconden aan.
‘Josien?’
‘Ingrid’. Ze heeft haar naam onthouden. Bliksemsnel heeft haar verbaasde blik plaatsgemaakt voor een andere. Ze kijkt Ingrid vriendelijk glimlachend aan. Maar Ingrid voelt de blos die over haar gezicht schiet en ze kijkt weg, alweer.
‘Kennen jullie elkaar?’ Emma kijkt de vrouwen beurtelings aan.
‘Van vroeger,’ zegt Josien. ‘Van heel lang geleden.’ Ze lacht naar Emma. Ze maakt een volkomen ontspannen indruk. Ze zal het toch niet vergeten zijn?
‘Waren jullie vriendinnen!’ Emma lacht.
‘Eh…we zaten bij elkaar in de klas,’ zegt Ingrid.

In ieders leven komt het voor dat je onverwacht iemand uit je verleden ontmoet, op een brug in een Oostenrijks stadje, in de trein onderweg naar Berlijn. Bijna altijd is het een ontmoeting waar je later met plezier aan terugdenkt. Hoe verrassend was het je oude leraar Geschiedenis op de veerpont naar Terschelling of het meisje waar je ooit mee gekust hebt op de markt in Syracuse nog eens weer te zien! Wat kun je daar gelukkig van worden, even terug in je verleden te zijn, de lucht van warme perziken te ruiken, de warmte van die dag als een deken om je heen te voelen.

Zo’n aangename verrassing was dit niet.


Meer lezen? 'Wat er gebeurt' is nu verkrijgbaar bij boekhandel en bol.com en  je kunt 'm ook bij mij bestellen voor een gesigneerd exemplaar via  (€ 20 euro incl. verzending)

woensdag 25 oktober 2017

Budapest


We vliegen naar Budapest voor een citytrip van een paar dagen. Als we dalen zie ik onder ons het tracé van een vierbaans snelweg in aanleg, met klaverbladen, keurig uitgevoerd in geel zand. Het eindigt aan de rand van een groot vierkant stuk bos, aan de andere kant gaat het verder. Er staan geen machines, het werk aan de weg is stil gelegd.
Het is al donker als we in het hotel aankomen, het is moeilijk te zien waar we ons precies bevinden omdat alle woorden van deze taal ons vreemd zijn. We lopen een hele tijd om iets te eten te vinden en dat wordt uiteindelijk een heerlijk broodje kebab. Het kost weinig.  


De volgende dag gaan we op pad om een hop-on-hop-off bus te regelen. Dat lukt al gauw, de extraverte zwarte kaartjesverkoper wil graag met ons mee naar het land waar iedereen getolereerd wordt, Nederland. Er blijken meerdere spelers op de hop-on-hop-off markt, ze noemen zich allemaal ‘official’ en we mogen ook overal instappen maar ze volgen niet allemaal dezelfde routes.


De bussen voeren ons langs alle highlights van Buda en Pest. Het turbulente verleden van dit land en deze stad komen behoedzaam aan de orde. Om het iedereen naar de zin te maken wordt het allemaal niet te moeilijk en te diepgaand. Op de boottocht over de Donau verhaalt de Engelssprekende stem uit de luidspreker dat aan het eind van WOII alle zeven bruggen verwoest zijn door de Duitsers en noemt ook het aantal slachtoffers dat daarbij gevallen is, de Duitse vertaling die volgt rept daar met geen woord over.














Er zijn veel monumenten en in de rotte kiezen die na WO II en de Russische overheersing ontstonden zijn soms mooie maar vaak ook wanstaltige gebouwen neergezet. Voor de bouw van het megalomane parlementsgebouw kon men niet kon kiezen uit de voorgestelde ontwerpen en daarom werden ze alle vier maar uitgevoerd.  Samen vormen ze een suikertaart die schittert tegen de blauwe hemel.Langs de brede boulevards, die je natuurlijk vergelijkt met die in Parijs en Wenen, staan nog steeds prachtige panden. Tijdens de Belle Epoque waren het woonhuizen, nu ambassades en kantoren. Aan de Andrassy Utca zijn de grote Europese modehuizen gevestigd. De keren dat wij er langs lopen zien we geen klanten.


We lunchen in de enorme shopping mall ‘West End’, die tegen een van de drie stations aan gebouwd is. Zoals in elke grote stad heeft ook dit station een aantrekkingskracht op de mensen die halverwege het afvoerputje van de samenleving vechten om boven te blijven. Overigens zien we er daar ook op andere plaatsen in de stad veel van. Ze vormen een schril contrast met de luxueuze winkelstraten, de Russische dames de met een gouden telefoon aan hun oor, een DGtas over hun schouder en schoenen die het onregelmatige plaveisel maar nauwelijks aankunnen de ene winkel in, de andere weer uit trippelen.




Zeker, toeristen uit de hele wereld hebben hun weg naar Budapest gevonden. Het bedienend personeel is uitermate voorkomend, het eten en drinken zijn er uitstekend, toeristen worden in de watten gelegd. Natuurlijk is er niets mis mee daarvan te genieten. Maar als ik ergens toerist ben op een plek waarvan ik de indruk krijg dat de locals er zelf niet echt gelukkig zijn, dan voel ik me een beetje opgelaten. Misplaatst. De Hongaren die wij spraken, maken een ongelukkige indruk. Ze zijn niet blij met de kant die de stad en hun land op gaan. Ze zijn ook niet blij met hoe het geweest is. Ze weten niet waar ze wel blij mee moeten zijn. Een land dat zo lang overlopen is door verschillende culturen en politieke invloeden heeft ook nog een lange weg te gaan. Ik hoop dat ze 'm vinden. Of afmaken.








In november verschijnt: 'Wat er gebeurt.' Verhalen.


'Wat er gebeurt..' is een bundel van verhalen over verschillende vrouwen die zeer uiteenlopende dingen meemaken rond de thema's verlies, venijn en veerkracht.


Nu al intekenen voor een gesigneerd & mooi ingepakt exemplaar?  Bestel 'm voor € 19,95 incl. verzendkosten   ISBN: 9789402168969



zaterdag 30 september 2017

Vakantie in september







De enorme hond van de man uit de Creuse blaft als zijn baas verder dan twee meter uit de buurt is. En dat is hij nogal eens, want de man maakt graag een praatje en hoort bij de inventaris van de camping. Hij kan dus ook gasten ontvangen en ze wijzen op de bel waarop ze moeten drukken als de acceuil onbemand is. Dan komt de immer in het zwart geklede, kettingrokende Jeremy op zijn fiets aangesneld. Intussen blaft de hond met regelmatige tussenpozen, terwijl de man uit de Creuse hem zonder enig merkbaar effect toebrult stil te zijn en niet zo’n comédie te maken. Het lijkt erop dat de hond ‘Panache’ heet, maar het kan ook zijn dat de man iets roept dat ik verkeerd versta. Soms eindigt een woef in een langdurig melodieus gejank, dat langzaam verdwijnt tussen de bergen. Zo nu en dan neemt de man zijn gitaar ter hand en barst los in Spaans gezang, hetgeen een hoop verklaart. De man en zijn vreemd genoeg kleurloze vrouw komen hier al jaren. Ze hebben een camper maar die verlaat de camping pas op het moment als ze daadwerkelijk gaan vertrekken. Tot die tijd lopen ze naar het dorp, de enorme Panache tussen hen in. Er is nog een ander bevriend stel dat in de caravan naast hen verblijft en wel over een auto beschikt. Soms gaan de dames samen boodschappen doen. Op zondagmiddag eten en drinken ze gezamenlijk, de hele middag lang zoals alleen Fransen dat kunnen.


Tegenover ons staat een aantal caravans waar een houten huisje omheen gebouwd is waardoor de leefruimte verdubbelt. In één ervan woont een jonge man met het syndroom van Down. Hij heeft de hele dag de TV aan. Soms komt er familie op bezoek, die blijft dan ook een nacht logeren. Hij heeft Dirk verteld dat hij tot het sluiten van de camping hier blijft en dan naar Spanje gaat. Als Dirk een keer net voor hem de enige zitwc op de camping bezet blijft de jongeman licht mopperend vlak voor de deur staan wachten tot hij klaar is.  

In één van de andere caravans woonde een tijdje een atletisch gebouwde man met een witte ruwharige hond met één bruin oor en enge rode ogen. Het was wel een aardige hond verder. De man vervoerde hem in een karretje achter zijn fiets. We zagen hem in het dorp koffiedrinken of boodschappen doen bij de SuperU. Op een dag arriveerde er een man in een auto met een aanhangwagen met een motorfiets erop. Hij liep met een blauwe plastic fles naar de plek waar de man met de witte hond woonde. Daar zaten ze tot de schemering, de hond liep vergeten alleen over de camping en kwam met onze honden spelen. Aan het begin van de avond keerde de man met de blauwe fles terug. De volgende ochtend hoorde ik al vroeg de man met de hondenkar weg fietsen. Hij is niet meer terug gekomen.


Naast ons parkeerde een pick-up truck met een enorme kajak omgekeerd op het dak. Er sprongen drie jonge hippies met dreadlocks uit. Ze hadden veel bonte kleren aan. Ze brachten de nacht door in hangmatten. Jeremy vertelde me later dat zijn kantoortje zich vulde met hun lijflucht toen ze zich in kwamen schrijven. Hij trok zijn neus op en schudde zijn hoofd. ‘Van die gasten die drie dagen in de natuur verblijven en dan een nachtje op een camping komen staan om te douchen.’ Ik had geen idee waarom, maar hij keurde deze handelwijze overduidelijk af.


Jeremy en zijn vrouw onderhouden een enorme moestuin, met serres waarin de heerlijkste tomaten groeien. In zijn kleine winkeltje naast het kantoortje verkoopt hij deze, samen met zoete uien, pruimachtige perziken, courgettes, knapperige paprika’s in alle kleuren. Hij heeft een uitgesproken mening over de reguliere landbouw. Hij vertelt me dat zijn paprika’s er bijna vier maanden over doen om tot wasdom te komen. Dat verklaart hun volle smaak. Ook de tomaten kweekt hij langzaam. Als je sla bestelt snijdt hij een krop af en komt hem je brengen. In deze hele omgeving is bio het toverwoord, op de markt is het merendeel van de producten biologisch geteeld of vervaardigd. En worden ze verkocht voor een prijs die de producent zelf bepaalt. Korte lijnen. Zoals het altijd zou moeten, maar zoals het al lang helemaal niet meer gaat.

Op zondagochtend wordt er op everzwijnen gejaagd in de bergen om ons heen, met honden en hoornblazers. De honden gillen van opwinding en ook Panache doet mee. Jeremy maakt zich zorgen of er niet een aan de jacht ontkomen wild zwijn over de camping zal rennen. Deze keer gebeurt dat niet maar er is er een paar nachten geleden wel één op de camping geweest, ik heb hem zelf horen snuiven in de diepte van de bijna droogstaande beek voor onze tent. We zorgen er dus maar voor dat er geen voedsel rond de tent te vinden is.  Onze nieuwe buren maken zich op voor de lange zondaglunch, ze hebben visite. Wij eten straks een stokbroodje camembert. En een gebakken ei. Met de chipolata’s van gisteren er in kleine stukjes in meegebakken. Met een paar van die goddelijke tomaten.

In het dorp kun je heerlijk eten en de fraaie omgeving ontvouwt zich voor ons. We bezoeken een stadje dat ontsnapt is aan de kwalificatie  ‘Plus beaux villages de France’ en daardoor prachtig en verrassend authentiek gebleven is. We kopen heerlijke wijn bij de Eco Cave. Op de camping mogen onze honden loslopen. Er is maar sporadisch 3G en open Wifi en er zijn nog hurktoiletten.  De ANWB kent de camping niet en dat is misschien ook maar beter, want er zijn zo van die plekken die je niet met iedereen wilt delen.
In de zomer schijnt het hier evengoed vol te staan.


Kamperen in de herfst heeft, als je eenmaal gewend bent aan de koude nachten, de koele ochtenden en korte avonden, ook wel wat. Zeker als overdag de zon uitbundig schijnt en dat doet hij, al die tijd dat we hier zijn op één dag na.



 





donderdag 15 juni 2017

Klein moois


Vandaag gaat het er eindelijk van komen: ik ga fietsen naar Bernay, hier zo’n 25 kilometer vandaan waarvan de laatste veertien over een oude spoorbaan. Die is al járen geleden een fietspad geworden en als klein beetje treinengek heb ik daar hele romantische ideeën over, over dat fietsen over zo’n (nu geheel geasfalteerde) spoor. Er zijn er inmiddels nogal wat van die voies vertes in Frankrijk. Tot de 19de eeuw werden spoorlijnen dan ook met grote voortvarendheid aangelegd langs de riviertjes die voor aandrijving van industrietjes zorgden. Een groot aantal spoorwegmaatschappijen exploiteerde de lijnen, maar veel ervan waren al voor de jaren dertig alweer opgeheven dankzij het toenemend wegverkeer.

Vanaf La Noblet ben ik naar Montreuil gefietst en daar heb ik in het zonnetje un petit noir gedronken alvorens door het dal van de Charentonne naar Broglie te fietsen. ‘Alles ziet er beter uit als de zon schijnt’ zong Rudi Carrell en het mag dan een dooddoener zijn, de wereld presenteert zich vandaag op zo’n weelderige wijze dat ik me bij tijd en wijle in veel zuidelijker streken dan Normandië waan. Alles bloeit en groeit en zingt en kwettert en hoe heerlijk is het te fietsen langs een weg waar maar heel sporadisch een auto passeert. Ik rijd Broglie in en sla af naar het beginpunt van het fietspad,  ‘La voie verte’ (het groene spoor). Groen is het zeker. Aan weerszijden groeien struiken zo hoog dat het lijkt of je door een tunnel fietst. Er zijn wat mensen op het pad,  wandelaars, oma’s met kleinkinderen in een buggy. Geen enkele keer kom ik een fietser tegen. Van het spoorwegverleden is nauwelijks iets waarneembaar, behalve een rangeerterrein waar overwoekerde auto’s staan en de spoorbruggen en stationnetjes die nu bewoond worden. En toch is alles van een ongekende, kleine schoonheid. De oude hekken langs het pad zijn er ooit door mensen die er nu niet meer zijn neergezet. Een ijzeren hek houdt ongewenste bezoekers buiten en gewenste binnen. Langs het pad groeien talloze kleine margrieten, hun stralende gezichtjes naar de zon gericht.  Hoe het precies werkt weet ik niet, maar het lijkt dat naarmate ik ouder word, het grootse en meeslepende leven me niet meer erg kan boeien en ik veel meer de schoonheid van wat dicht bij me is leer waarderen.



 









De route is ruim en vlak en voordat ik het weet ben ik in Bernay.  Ik schuif aan een tafeltje bij een crêperie en eet een hartige en een zoete crèpe.  Daarna fiets ik via een andere, iets hobbeliger route terug. In St. Pierre- les-Cernières houdt mijn accu het voor gezien en moet ik helemaal op eigen kracht uit het dal zien te komen. Ook met een stevige tegenwind lukt dat maar dan vind ik het wel mooi geweest. In jaren heb ik niet zo ver gefietst, ruim 50 km.  In Montreuil pikt hoofd Bezemwagen me weer op. Het was een prachtige dag. Die kan weer in je rugzakje, zou Els zeggen. En daar gaat hij ook in!


 

 

dinsdag 23 mei 2017

Aangeslagen


 
‘Eigenlijk moet je het zien als een natuurverschijnsel,’ zei Man vanochtend nadat we het nieuws uit Manchester vernomen hadden. De wekkerradio laten we tegenwoordig uit om niet al verdrietig aan de nieuwe dag te beginnen, de krant is opgezegd, de mobiels blijven beneden, maar het nieuws overvalt je toch wel, vroeger of later.

Ik dacht er vandaag over na.

Jaren geleden trof een uit het niets opkomende bliksemschicht hier in de buurt een muziekkorps bij een begrafenis. Er kwamen drie mensen om en er waren gewonden, waaronder een paar kinderen. Deze winter was er in Italië een hevige lawine die een hotel onder de sneeuw begroef. Dit is maar een fractie van wat er zoal aan vreselijks gebeurt, want dan heb je natuurlijk nog de jaarlijkse tropische orkanen, aardbevingen, zuidwester stormen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen. Ondanks genomen maatregelen als dijken, buienradar, stormvloedkeringen en windwaarschuwingen: ze eisen allemaal slachtoffers en niemand die er iets aan kan doen.

In die zin is dat bij de terroristische aanslagen ook zo. Hoe goed je de boel ook onder controle denkt te hebben, 100% zekerheid heeft niemand. Nooit en nergens. Waar je wel zeker van kunt zijn is dat er altijd en overal  (hoe dan ook gelukkig maar een paar)  idioten zijn die zich het ‘recht’ menen te kunnen toe-eigenen andere mensen het leven te ontnemen. Ik vraag me af of we hier wel met mensen te maken hebben. Ze missen enkele heel essentiële menselijke waarden, zoals mededogen en empathie en vooral een geweten.  Dus zijn het dan wel mensen? En als ze dat niet zijn, hoe moet je ze dan noemen? Als het inderdaad onafwendbaar, niet te voorkomen,  overweldigend en met grote gevolgen voor nabestaanden is, is dit misschien het juiste woord ervoor. Een natuurverschijnsel. Maakt dat het acceptabeler? Daar ben ik nog niet uit.

 

donderdag 18 mei 2017

Over ‘Natuurlijk Normandië’.




Promotekstje 😃
‘Natuurlijk Normandië’ van Dienke Cazemier is verschenen in de ‘Frankrijk Puur’ reeks van uitgeverij Edicola in Deventer. De gidsen voor deze reeks worden geschreven door mensen die de regio van haver tot gort kennen omdat ze er wonen of er vaak en veel verblijven en daarom een ander verhaal vertellen dan de doorsnee reisgids. Er zijn al gidsen over o.a. de Ardèche, de Gironde en Corsica verschenen.

‘Natuurlijk Normandië’ leest, dankzij de soepele schrijfstijl en fijnzinnige, humoristische columns over het Franse alledaagse leven  als een roman. Natuurlijk word je meegenomen midden-Normandië te leren kennen en zorgen de ruim 300 foto’s ervoor dat je een goede indruk van de regio krijgt, maar het boek is, in tegenstelling tot een ‘normale’ reisgids, geen kritiekloze opsomming van wat er allemaal zo mooi is.  Kom kijken en proeven in het land van appels, kaas, room & honing – en val, net als Dienke, voor de weemoed en de rust van dit bijzondere stukje Frankrijk.


 






Het boek is te bestellen bij je lokale boekhandel of hier: https://www.bol.com/nl/p/natuurlijk-normandie/9200000071290573 en in België bij de Standaard boekhandel. In de loop van de zomer is het ook verkrijgbaar bij de ANWB. Het boek kost 19,95.


woensdag 12 april 2017

‘Ou’bollig?


Al jaren heeft ze het erover, onze Franse vriendin Geneviève. Ze wil naar de ‘Kjukenoffe’. Ze is al in Amsterdam en Deventer geweest en heeft met ons Noord-Holland doorkruist op tijdstippen dat de Keukenhof dicht was. Vorig jaar kreeg ze een nieuwe knie. Die doet het nu dus dit voorjaar zal het ervan komen. Ze wil naar de bollen, die prachtige bollen, waar je sprakeloos geniet van de kleuren die je ziet.  Enige nadeel: wij moeten mee.

Ze arriveert in gezelschap van het echtpaar Jacques et Jacqueline, ze logeren bij ons. Ze zijn eerst een middagje naar Amsterdam geweest en stel je voor, vlak voor het station vonden ze zomaar een vrije parkeerplaats! Helemaal gratis! Oei, we kijken elkaar aan. Als dat maar goedkomt, met die enge Amsterdamse parkeerwachten en hun geheime camera’s. Wel naïef natuurlijk om te denken dat je in onze hoofdstad voor niks kunt parkeren, maar wie weet hebben ze geluk. Ze hebben er uren gestaan, een rondvaart gemaakt, de Wallen bezocht, nog wat gegeten en toen de GPS ingesteld richting Loo. En dat is ook allemaal gelukt, dus na een paar drankjes gaat iedereen heerlijk slapen.



De volgende ochtend vertrekken we ruim na de spits. Voor Fransen is zo’n ritje van 145 km vanaf hier naar Lisse een peulenschil.  Tegen half twaalf rijden we het enorme parkeerterrein van de Keukenhof op. Het is gigantisch druk. Ja, er zijn veel Chinezen, maar ook heel veel Fransen en Duitsers omdat het bij hen schoolvakantie is. En Amerikanen  en Scandinaviërs en ook nog een paar Nederlanders van alle leeftijden. Van mijn vooroordeel, dat het park bevolkt zou zijn met ouden van dagen blijft dus al direct niets  over. En dat is nog maar het begin. 



Mijn volgende idee, dat het truttig en stijf zou zijn, kan ook gelijk in de prullenbak. Adembenemend mooie kleurcomposities zijn een lust voor het oog. Al die kleuren, zelfs als ze willekeurig bij elkaar gezocht lijken, maken dat je zo nu en dan niet eens goed weet waar je kijken moet! Ik kan me voorstellen dat het scheelt wanneer je er bent, nu zijn er nog narcissen en hyacinten, dus nagenoeg alles bloeit. Weken later zal het er alweer heel anders uitzien. Dus neem van mij aan: als je wilt gaan - en wie wil dat nu niet - ga niet te laat, dan mis je een hoop.




De hele middag klatert de zon haar gouden stralen over al dit moois, dat hebben we dan toch maar mooi getroffen. Even na vieren zijn we er klaar mee. Dat de weg naar huis nu drie uur duurt zorgt voor plaatsvervangende schaamte. Dat zijn onze Fransen niet gewend en wij eigenlijk ook niet meer. Maar eenmaal thuis is dat snel vergeten. We hebben een prachtige dag gehad. En voortaan plant ik m’n bollen ook eens dicht naast elkaar in plaats van op zo’n duf, nikserig rijtje. En creëer m’n eigen Keukenhofje. 


dinsdag 31 januari 2017

Onbereikbare liefde

Te laat (gisteren) las ik over een prijsvraag waarbij je een kort verhaal over de Liefde moest schrijven. En dat heb ik toen toch maar gedaan 💖





Sinds een week of twee kwam Christa bijna iedere middag op de thee. Ik was een paar jaar jonger dan zij en diep onder de indruk van haar lange, blonde haar, haar zwart omrande ogen en haar elegante filtersigaret.  Mijn moeder en ik wisten natuurlijk waarom ze kwam. Ze ging altijd zo op de bank zitten dat ze door het grote raam naar de overkant van de straat kon kijken. Daar werden nieuwe huizen gebouwd. Vroeger speelden wij daar, toen stond er nog een oude boomgaard en aten we de gevallen appeltjes tot we buikpijn hadden. We bouwden ondergrondse hutten, stookten vuur en vluchtten als de wijkagent op de fiets langskwam om ons de les te lezen. Maar zo ongeveer tegen de tijd dat wij ophielden met spelen startte daar de bouw van zes twee-onder-een kap huizen. En na een paar weken kwam Christa, oudste dochter van een buurvrouw een paar huizen verderop, op de thee. Eerst had ze nog wat smoesjes, zoals: ‘Mijn moeder is er niet en ik heb geen sleutel’ maar al gauw werd het ons duidelijk wat ze kwam doen en waren die smoesjes niet meer nodig. Ze vroeg of mijn moeder niet aan de hare wilde vertellen van haar bezoekjes. Ze maakte huiswerk bij een vriendin, was het verhaal. Ik had het idee dat mijn moeder het niet helemaal mee eens was met dit in haar gestelde vertrouwen, maar vooralsnog hield ze haar mond.

Het was mei en hoewel het echt nog helemaal niet warm was, was er één bouwvakker die bijna altijd met ontbloot bovenlijf werkte. Ik vond het maar raar, maar ik begreep al gauw dat Christa voor hem kwam. Ze hield hem nauwlettend in de gaten. Hij wist niet dat zij bij ons naar hem zat te kijken, dus hij werkte gewoon door. Soms stond hij met z’n rug naar de bouw toe op de steiger en veegde met een vermoeid gebaar met zijn onderarm het lange haar uit zijn gezicht. Dan zag je zijn spierballen en de bos donker haar onder zijn oksel. Zijn werkbroek zakte door die beweging lager over zijn heupen. Christa slaakte dan een zucht en soms trilde de hand waarin ze haar sigaret hield. Ze rookte bijna aanhoudend.

‘Moet je niet gewoon eens kennis met hem maken?’ vroeg ik na een dag of wat.
‘Ben je gek ofzo,’ zei ze kribbig. ‘Natuurlijk niet.’
‘Ben je verliefd op hem?’ Ik las de Tina, ik had er verstand van.
Ze keek me aan met die zwarte ogen. Even zag ik dat ze geen antwoord wilde geven, toen zuchtte ze. ‘Ja,’ zei ze. ‘Heel erg.’ Tot mijn grote schrik rolde er een traan uit haar oog. Hij trok een zwart spoor op haar wang.
‘Maar het is een onbereikbare liefde,’ zei ze toen. Er kwamen nog meer tranen. Mijn moeder was in haar naaikamer iets verkeerds voor mij aan het naaien en ik wist niet zo goed wat er nu van mij verwacht werd. Ze haalde een verfrommelde zakdoek uit haar spijkerbroek en veegde langs haar ogen.
‘Nooit zullen wij met elkaar omgaan,’ zei ze. ‘Ik kan alleen maar naar hem kijken, hier.’ Het leek mij geen goede manier om met de liefde om te gaan.
‘Zal ik hem een brief van je brengen,’ stelde ik voor. Er moest toch contact gelegd kunnen worden!
Hier had ze nog niet over nagedacht, dat kon ik zien.
‘Wat zou ik daar in moeten zetten!’
‘Dat je hem een keertje wilt zien?’ Het leek mij een uitstekend idee. Maar Christa had alweer bezwaren.
‘Straks om vier uur stapt hij met de anderen in dat witte busje en rijdt ik weet niet waar naartoe,’ mompelde ze voor zich uit.
‘Maar wil je dan hier altijd blijven kijken tot de bouw afgelopen is?’ Ik begreep er niks van. Dat zou mij later niet overkomen, dat ik bij een ander naar mijn onbereikbare liefde kwam kijken.
‘Ik denk niet dat er iets anders op zit,’ zei Christa. Ze snoof en stak weer een sigaret op.’Het is alweer bijna tijd voor hem om te gaan.’
Er werd gebeld. Mijn moeder deed open en toen hoorden we een bekende stem. Christa schrok zich wild. Ik hoorde dat mijn moeder nog probeerde haar uit de woonkamer te houden maar daar kwam ze al naar binnen.
‘Dus hier hang je uit, liegbeest.’ Haar moeder was woedend. ’Ik ben net bij Mariëlle geweest en daar was je dus niet! Waarom ben je hier in vredesnaam?’ Ze keek nu ook boos naar mijn moeder, die zenuwachtig lachte. Christa’s moeder volgde de snelle blik die Christa door het raam wierp.
‘Dat méén je niet! Die gozer daar zeker? Kom op, we gaan!’ Ze pakte Christa bij haar arm maar die trok hem direct los.
‘Het moet niet gekker worden, als een loopse teef achter zo’n vent aan te lopen!’ Ze was razend. ‘Je denkt toch niet dat we voor jou een bouwvakker in gedachten hadden? We gaan nú naar huis.’ Ze keurde mijn moeder geen blik waardig en stormde de kamer uit. Christa volgde haar. ‘Dankuwel,’ hoorde ik haar nog mompelen tegen mijn moeder. De voordeur sloeg met een klap dicht. Mijn moeder en ik keken elkaar aan en mijn moeder begon te lachen.
‘Ze zag meteen om wie het ging! Zo moeder, zo dochter….’ Samen kregen we geweldig de slappe lach.
Toen ik even naar buiten keek zag ik een lage sportauto stoppen voor het huizenblok. Er stapte een langbenige blondine uit, ze had een kort bontjasje aan. Hij had een shirt aangetrokken en trok haar met één beweging naar zich toe en kuste haar vol op de mond.

Christa is niet meer bij ons op de thee gekomen.