zondag 18 december 2016

The Crown


Om maar met de deur in huis te vallen: gisteravond heb ik het beste acteerwerk ooit gezien in de Netflix serie ‘The Crown.’ In aflevering 9 wordt ter ere van de 80ste verjaardag van premier Winston Churchill een portret van hem geschilderd, aangeboden door het Hoger- en Lagerhuis. Dit schilderij wordt gemaakt door de modernistische schilder Graham Sutherland. Churchill moet er van meet af aan weinig van hebben. Zelf een verwoed amateurschilder, meent hij ook hier de regie strak in handen te moeten houden. Die verliest hij volledig wanneer zowel de schilder als hij een groot, ver weggestopt verdriet aan elkaar openbaren. Het was niet eens de tragedie waardoor me de tranen over de wangen rolden, maar het fenomenale acteerwerk dat dat teweeg kon brengen. Acteur John Litgow, die we kennen van o.a. ‘Third Rock from the Sun’ speelt de sterren van de hemel, evenals de bescheiden schilder die op een gegeven moment de cruciale vraag waarom hij steeds de vijver op zijn landgoed schildert stelt.

De serie volgt minutieus de aanloop naar en het koningschap van Elizabeth II. Alle acteurs lijken op de mensen die zij vertolken en spelen op de toppen van hun kunnen. Tijdens het kijken vraag ik me af hoe het moet zijn voor de geportretteerde mensen, waarvan een aantal, zo niet de belangrijkste, nog in leven zijn. Dat je leven zo onder een vergrootglas wordt gelegd, hoe sterk moet je zijn om daar tegen te kunnen? Nu is het Engelse koningshuis wel wat gewend en lijkt mij de serie een prachtige, respectvolle uitzondering in de stroom aan publicaties en films die eerder verschenen. Natuurlijk was het huwelijk van het koninklijk paar geen ‘ride in the park’, met een volledig buitenspel gezette prins gemaal, natuurlijk was het naïef van de koningin te kunnen denken dat ze haar zuster Margareth met een gescheiden man kon laten trouwen. Het maakt haar alleen maar ‘menselijker’. Haar grootmoeder zegt haar op haar sterfbed dat er voor haar maar één taak is weggelegd: zich nergens mee bemoeien en dat met verve doen.

De koningin en haar gezin vervullen een rol die op geen enkele wijze benijdenswaardig is. Waar iedereen mag roepen en doen wat hij of zij wil, moeten zij er het zwijgen toe doen. Het wekelijkse koffertje met stukken, het gesprek met de MP: het zijn feitelijk activiteiten die de machteloosheid van het instituut nog meer benadrukken. Daarmee is niets gezegd over het nut van een koningshuis: wel degelijk wordt in deze serie aangetoond dat de bindende functie voor het volk van groot belang is. Ook de enorme rol die Churchill in de Engelse en in de wereldgeschiedenis heeft gespeeld komt uitgebreid aan de orde. Aan die rol komt pas een eind wanneer het schilderij op zijn verjaardag wordt onthuld.




Het schilderij, dat in de ogen van zowel Churchill als zijn loyale vrouw Clementine geen recht doet aan zijn grote staat van dienst, wordt jaren later verbrand door medewerkers van Clementine. Wij als kijker weten echter waarom het geschilderd is zoals het is. 

In het naschrift staat dat Churchill zelf altijd is blijven schilderen, waarbij de vijver van zijn landgoed zijn favoriete onderwerp bleef. 

woensdag 16 november 2016

Bienvenue




Iedere avond tussen 18 – 19 uur worden er op TV1 de twee series ‘Bienvenue chez nous’ en ‘Bienvernue à l’hotel’ uitgezonden. Vier koppels eigenaren van een B&B en van een hotel gaan tussen maandag en vrijdag een nachtje bij elkaar logeren en beoordelen hun verblijf op een groot aantal punten. Behalve slapen wordt er ook gegeten en organiseren de gastvrouw/heer een activiteit die enigszins representatief is voor de locatie of streek waarin hun bedrijf gevestigd is. Na het ontbijt vertrekken de gasten naar de volgende bestemming, maar niet voordat ze het geld dat ze hun verblijf waard vonden in een enveloppe gestopt hebben. Het kan dus zijn dat een overnachting 100 euro kost maar dat de gasten er niet meer dan 60 euro voor willen betalen.

Het is daarom zo’n boeiend programma, omdat het helemaal niets zegt over de kwaliteit van het verblijf, maar wel over de gasten/eigenaren. Uiteraard is de programmaformule zo gekozen dat de vier in feite volstrekt onvergelijkbaar zijn. Er worden B&B’s waar je een badkamer moet delen vergeleken met een vrijstaande gite met en-suite badkamer, eigen terras en jacuzzi. Dat maakt dat zowel de eigenaren van de ene versie als de andere zich uitermate ongemakkelijk voelen in het verblijf dat ze nooit van z’n lang zal ze leven zelf uitgekozen zouden hebben om een relaxte nacht door te brengen. En dat zie je dus duidelijk.

Deze week begonnen we in het hotel van Dominique en Ludovine, moeder en, volgens de gasten, nukkige dochter. Het is een kasteel in Maulévrier  in de Loire en het ziet er piekfijn uit. Alles is grotendeels in stijl gerenoveerd en ingericht, met uiteraard een volledig uitgeruste privé badkamer. Enkele kamers hebben een eigen zitkamer en het uitzicht is fenomenaal. Er werd wat gehannest met de gordijnen, die zich niet zomaar open lieten schuiven of optrekken, de vlakke hand waarmee onder de kasten werd gevoeld of er stof was kwam brandschoon tevoorschijn en ook op het sanitair was niets aan te merken. Er was kritiek op een stoeltje hier of een tafeltje daar dat niet in stijl zou zijn. De overige kandidaten zijn twee jonge zussen die een stadshotel beheren, een middelbaar stel uit het zuiden en een wat ouder echtpaar met een klein hondje. Vooral dat laatste stel voelt zich overduidelijk volkomen verloren in al deze luxe. Allemaal deden ze hun uiterste best op geen enkele wijze te laten blijken hoe diep ze van alles onder de indruk waren. De middagactiviteit was wel heel bijzonder: iedereen werd op z’n 18de eeuws verkleed en een dansleraar kwam het stel de menuet leren. Een van de kandidates wilde wel de hele dag haar mooie kleren aanhouden.

In de eetzaal was de tafel gedekt ( volgens het stel met het hondje volkomen onnodig met vier glazen per couvert) voor het diner. Het  bestond uit vijf exquise gangen. Alle producten waren afkomstig uit de eigen enorme biologische moestuin van het kasteel en de dochter was de chefkok.
Na het diner kon men dan eindelijk naar bed, er werd nog wat gezeurd over een te dik kussen (dat onmiddellijk vervangen werd door een dunner) en toen ging het licht uit.

En dan komt ’s ochtends na het ontbijt het meest interessante van het programma: de beoordeling. Nu komt de ware aard van het beestje boven. Hoewel je als kijker zéker weet dat geen van de andere deelnemers ook maar aan dit verblijf zal kunnen tippen, is de kritiek niet mals. Het gemiddelde cijfer komt niet boven de 7 uit, en dat het niet lager was komt dan alleen door de dansles. Met droge ogen geven ze een vijf voor het slapen en een zes voor het eten (‘Dat was eigenlijk niks bijzonders,’ zeiden de twee troelen met hun stadshotel).

Wij kijkers zijn nu verslaafd, want we willen zien hoe het morgen afloopt en de rest van de week. Op vrijdag volgt dan de ongemakkelijke verkiezing van het beste hotel of de beste B&B. En wij kijkers hebben dan ook al lang een keuze gemaakt: doe mij maar dat kasteel. En dan wil ik ook zo’n pruik op.


De afleveringen kun je terugkijken., de foto komt uit het Trianon bij Versailles.

zondag 23 oktober 2016

Rare hobby's

Voor de tweede keer nam ik deel aan een gecombineerde poppen-, beren- poppenhuizen en miniaturenbeurs in de Brabanthallen in ’s Hertogenbosch. Het was weer een enerverende ervaring, want wederzijds kregen we te maken met een hobby die we voordien nauwelijks kenden, laat staan op  waarde hadden weten te schatten.

Een door het midden van de hal uitgerolde rode loper scheidde de twee hobby’s. Maar, zoals gehoopt en verwacht, bekeken veel bezoekers ook de afdeling waar ze normaal niet zouden komen. Dat werd het gesprek van de dag voor de poppenhuismensen. Er kwamen namelijk mensen met levensechte babypoppen onze beursvloer op. Niet alleen droegen ze hun lievelingen behoedzaam op de arm, de baby’s  bevonden zich ook in buggy’s (voorzien van speelattributen), kinderwagens of draagzakken. De baby’s hoorden bij mensen van allerlei leeftijden, echt van jong tot gerijpt middelbaar. Met nadruk: mensen, want er waren ook ‘vaders’ die soms met twee van die baby’s tegelijk op de arm of in de buidelzak rondliepen.  Een van onze standhouders zag dat een ‘moeder’ haar baby verschoonde. En een ander zat ernaast toen de hare de fles kreeg.

Wij, als nuchtere en natuurlijk héél gewone poppenhuismensen, zagen dit hele gedoe met op zijn minst gemengde gevoelens aan. Wat beweegt  iemand voor veel geld een immer slapende siliconenbaby aan te schaffen en dan net te doen of het ding leeft? En zich, die paar heerlijke veilige beursweekenden per jaar ook volkomen op z’n gemak voelt ermee om te gaan alsof het een levend kind  is omdat je je onder gelijkgestemden bevindt?  Ermee praat en het vraagt welk jurkje ze het mooist vindt? Want zo buiten op straat zie ik dat zomaar niet gebeuren. Het is toch even schrikken, als je in een kinderwagen kijkt en daar een akelig doodstille baby ligt te slapen.  Het heeft iets uitermate treurigs en griezeligs tegelijk. Gefascineerd heb ik een tijdje rond gedwaald in de sectie baby’s en van een afstandje meegeluisterd hoe er eentje verkocht werd. Ik schrok me wezenloos toen in een buggy voor een kraam er opeens één echt bleek. Hij bewoog uit zichzelf! Toen ik er uitflapte dat ik blij was nu eens een echte baby te zien kreeg ik de wind van voren van mevrouw de standhoudster. Ik liep maar snel door. Wij zouden elkaar nooit begrijpen.


Terug naar onze eigen afdeling, die van de grote mensen die tenminste gewoon met poppenhuizen spelen. Zij, die met zorg en aandacht hun kamertjes inrichten en hun tafeltjes dekken met zilveren bestek. Weloverwogen stofjes kiezen voor de gordijntjes van de kinderkamer en lampjes om alles sfeervol te verlichten. En  in december het huis in kerstsfeer inrichten  met een boompje met lampjes en alles wat daarbij hoort. De standhouder naast me vertelde me dat hij vorig jaar een kerstkaart had ontvangen van Kapitein Havickham, de hoofdbewoner van het poppenhuis van de afzender dat hij het jaar daarvoor voor haar gemaakt had. Met de beste wensen voor een mooi en tolerant nieuw jaar. Tja. Dat moet dan maar. 


Deze week moet ik voor Railhobby aan de slag een huisje voor een modelspoorbaan eruit te laten zien alsof het al jaren weer en wind getrotseerd heeft. Niks geks aan, toch? 

woensdag 5 oktober 2016

Poep



Afgelopen zaterdag werden vrienden in alle vroegte uit hun bed gebeld. Ooit hadden ze hun telefoonnummer gegeven aan de hoogbejaarde buurman, twee huizen verderop. Voor als er eens iets was. Veel contact was er nooit geweest.

En nu had meneer gebeld. Mevrouw lag boven in bed en kon er niet uitkomen en ze moest heel nodig naar de wc. Hulpeloos stond meneer bovenaan de trap in zijn gestreepte pyjama. De vrienden liepen naar boven en probeerden mevrouw eerst maar eens rechtop te zetten, wat niet meeviel. Mevrouw wilde haar helpers niet aankijken, ze fluisterde heel zacht: ‘Ik wil dood, ik wil dood,’ haar mond een harde, strakke streep.

Toen ze haar eenmaal overeind hadden poepte mevrouw direct. De poep liep langs haar benen en plofte op het zeil. Gezamenlijk sleepten de vrienden mevrouw naar de badkamer, die nog volledig in de jaren zeventig stijl en niet erg bejaardenvriendelijk was. ‘En dan moet je dat schoonmaken,’ zei Vriendin. ‘Je hebt er geen idee van hoe smerig de poep stinkt van iemand die je niet kent.’

‘Dood,’ zei mevrouw alleen maar. ‘Ik wil dood.’ Meneer's tanige handen klampten zich aan de mouw van zijn vrouw’s nachtpon vast. ‘Lieverd,’ zei hij steeds, ‘Lieverd, toe nou toch.’
Er kwam iemand van de thuiszorg. Zij bezoekt het echtpaar drie keer in de week een half uurtje om het stel te wassen en in de kleren te hijsen. Een zoon van in de zestig komt vier keer in de week om de boel een beetje aan kant en in de gaten te houden. De dochter woont ver weg en komt eens per week. Onze vrienden hebben zich uit de voeten gemaakt voor ook zij zouden worden ingeroosterd voor de mantelzorg. Vriendin heeft zelf nog een oude vader die toenemende zorg behoeft.

Verontrust keken wij, (bijna) zestigers, elkaar aan na dit verhaal. ‘Hoe zal dat straks gaan bij ons?’

Drie jaar geleden sliep onze geliefde Jack the Russell in mijn armen thuis op de bank rustig in, na een gewaardeerd leven. Iedereen die wel eens een hond heeft laten inslapen weet op enig moment zeker dat het klaar is. Hij en wij hadden besloten dat het goed geweest was, zo.

Onze geliefde mensen bereiken in de nadagen van hun leven het stadium waarin ze hun waardigheid volledig verloren hebben en eindigen in volstrekte schaamte. Als toch een vreemde je stront tussen je dijen vandaan moet wassen en je in een schone onderbroek moet hijsen, uiteindelijk gaat het altijd daar over.

Zo zie ik het voor me: op mijn favoriete plekje in de tuin, op een mooie zonnige dag, glaasje witte wijn erbij en dan die pil, die ik  heel geruststellend al jaren in huis heb, doorslikken.  Ik  hoop dat dat mij en vele anderen gegund is, wanneer wij ons leven voltooid achten en het goed geweest is, zo.




zondag 2 oktober 2016

Wecken in de oven: appelmoes

Mijn ervaring is dat veel van wat je weckt, inmaakt, droogt of op wat voor wijze dan ook conserveert nooit opgegeten wordt. Zo maak ik al jaren geen chutneys meer, hoe leuk dat ook klinkt. Na een paar eetlepels eruit geschept te hebben blijft zo'n pot een half jaar in de koelkast staan om dan alsnog een droevig einde te vinden in de groene bak. Het potje kan je dan wel weer gebruiken, maar ja. Wat moet daar dan in?

Wij zijn in het gelukkige bezit van een oude hoogstamboomgaard. Zodoende worden we jaarlijks (al dan niet) overspoeld met appels. Om zo te eten zijn ze niet zo lekker. Maar verwerkt tot sap bij Mobipers zijn ze best te pruimen. En ook voor appeltaart zijn ze heel geschikt maar ja, je kunt maar zoveel appeltaart eten. En je kunt er natuurlijk moes van maken. Maar zeg nou zelf: wanneer eet je nu als volwassene appelmoes? Maar toch......

Deze zomer heb ik toen ik in La Noblet was bij Boboco een paar traytjes kleine potjes gekocht, voor ca. 110 ml. Mijn ervaring met zelfgemaakte jam was namelijk hetzelfde als met chutney: halverwege de (grote) pot was de zaak verschimmeld. De kleine potjes gaan schoon leeg en heb je niet voor niks staan te koken!
Dus zo deed ik dat vandaag ook met de appelmoes.



Ik boor het klokhuis uit de appels en snijd ze in stukken of gebruik zo'n appelsnijder van Ikea. Met schil gaan ze in de pan met een glaasje appelsap. Blijf er een beetje bij in de buurt! Aangebrande appelmoes, daar kun je niks meer mee. Ondertussen kun je b.v. alles voorbereiden voor het bakken van een appeltaart.



 


Uiteraard moeten de potten & deksels schoon zijn, maar dat gedoe met soda stamt uit Grootmoeders tijd, toen hadden we nog geen vaatwasser & geen afwasmiddel. Even naspoelen met kokend water en laten wachten op een schone theedoek. Oven voorverwarmen op 120-150 graden.

Omdat wij niet van appelmoes met brokjes houden maak ik de moes fijn met een staafmixer. Wel uitkijken voor die gloeiendhete spetters! Hierna giet ik de potjes vol met behulp van een vultrechter. Deksels erop, ovenschaal vullen met vier centimeter hoog  kokend water, potjes er in en nu een uur laten sudderen.

Potjes er weer uit en 10 minuten op hun kop zetten. Als het goed is zie je de appelmoes bubbelen in de pot. Vervolgens weer omdraaien. Misschien is dit op z'n kop zetten overbodig, maar kwaad kan het niet, lijkt mij. Bij de jam doe ik dat ook altijd, maar die weck ik niet, daar zit zo lekker ongezond veel suiker in dat dat niet hoeft.

De appelmoes die je nu hebt is tenenkrommend zuur, dus je kunt besluiten hem alsnog te zoeten voordat je hem eet, je kunt er ook gewoon aan wennen. Je kunt natuurlijk ook zoete appeltjes gebruiken, maar dan nog....

Nu schuif je meteen die appeltaart er achter aan. Ik beloof je, daar daarvan niks in de kliko verdwijnt!


Er is nog een blog over sperziebonen wecken in de oven:https://deeceeblogt.blogspot.nl/2013/08/wecken-in-de-oven.html


dinsdag 27 september 2016

Knallen






In de Smouzenglossy* van september 2016 staat een verhaal over hoe om te gaan met honden die bang zijn voor vuurwerk en onweer. Het vertelt ons weinig nieuws: negeren is de aloude boodschap, toegeven aan de angst is alleen maar een bevestiging ervan.  Vervolgens wordt er een heel arsenaal aan trainingen en medicatie besproken dat veel vergt van de hond en zijn eigenaar. Of je na deze behandeling een angstvrije hond hebt laat de auteur een beetje in het midden, omdat dat van vele factoren afhangt.

Laten we deze angst nu eens met ons gewone, gezonde verstand bekijken.

Is het ráár om bang te zijn voor knallen en onweer?  Onweer is een erkend gevaarlijk natuurverschijnsel waar ook de doorsnee mens respect voor heeft. Je moet dekking zoeken en hopen dat er geen boom op je kop valt. En van harde vuurwerkknallen schrik je doorgaans ook, zeker als het carbidkanon Dikke Bella in paraatheid wordt gebracht. De omstanders dragen gehoorbescherming en drinken glaasjes Schrobbelèr, ik bedoel maar. Dus deze angst is legitiem. En vervolgens: hoe erg is dat dan, als je hond bang voor onweer of ander geknal is?

Van ons als ‘baasjes’ of  de nieuwe term ‘begeleiders’ wordt verwacht dat wij onze hond  liefdevol en  vanuit veiligheid opvoeden en van hem een maatje voor het leven maken. We aaien en knuffelen onze viervoeters veelvuldig, we geven ze lekkere hapjes, heerlijke dekens om op te liggen en leuk speelgoed om mee te spelen en als het onweert of knalt laten we ze aan hun lot over en doen we net of ze er niet zijn. Juist op het moment dat hij de zekerheid van een troostende baas nodig heeft, laten we hem, bibberend achter de wasmachine, in de steek. Terwijl de ramen in de sponningen rammelen zetten wij de tv een stukje harder en dweilen zonder wat te zeggen de angstplasjes op.  Nou, dáár is onze trouwe viervoeter ons dankbaar voor!

Ik geef toe, ik heb het jaren gedaan, dat negeren. Of een paar pilletjes gegeven waardoor de hond nog banger leek te worden. Maar toen ik voor de zoveelste keer een trillende Suus (haar angst ontwikkelde zich in de loop der tijd) onder het logeerbed vandaan moest trekken heb ik haar gewoon op schoot genomen, geknuffeld en troostend toegesproken. En ben toen weer overgegaan tot de orde van de dag. Dat is in mijn geval veel achter de laptop zitten en dan mag Suus op mijn voeten liggen als het buiten onweert. Ook als het alleen maar dreigt. Zonder al teveel poespas geven wij onze honden net dat beetje steun wat ze bij ons als begeleider zoeken en ook van ons mogen verwachten. En nee, de angst wordt er niet minder door, maar wel draaglijker, je maakt het niet groter dan hij is maar doet ook niet net of er niks aan de hand is.

En voor  het moment suprème, oudjaarsnacht, hebben we een onorthodoxe remedie waar ze dol op zijn. Ik denk, dat ze nu bijna uitkijken naar de jaarwisseling!



*Wat is de Smouzenglossy? Het verenigingsblad van de Hollandse Smouzenclub. Alles over dit bijzondere ras vind je op www.smoushond.nl  

dinsdag 20 september 2016

Kanker is er





Op 20 september 1997 gaat om kwart voor zeven ’s ochtends de telefoon. Ik hoef hem niet eens op te nemen om te weten wat de boodschap zal zijn.
Mijn broer heeft mijn moeder in de ogen gekeken en gezien dat het vrijwel over is. En dan sta ik voor mijn kledingkast, op deze stralende septemberdag. Wat trek je aan op de dag dat je moeder sterft?

Mijn moeder stierf aan de gevolgen van borstkanker, die ze vijf jaar daarvoor, twee maanden nadat ze gecontroleerd was door de borstenbus, zelf constateerde. Een operatie, bestralingen: meer was niet nodig. En toen brak de Angst aan. Angst voor de controles, angst weer iets te voelen. Ze leefde op geleende tijd, de opluchting na een controle duurde maar kort. In januari 1997 kreeg ze last van hevige rugpijnen. En al snel was er het vonnis: uitbehandeld. Maar ja, dat levert natuurlijk niets op dus de ene na de andere chemokuur volgde. Ze verloor haar haar, haar eigen cynische, lichtboosaardige zelf en haar waardigheid en wij verloren onze moeder al veel eerder dan ze daadwerkelijk stierf.

Vijfenzestig was ze. ‘Veel te jong,’ vond iedereen om me heen. Ik was nog geen veertig en vond vijfenzestig helemaal niet jong. En dat vind ik, nu ik over ruim een jaar net zo oud ben als zij toen ze haar knobbel vond nog steeds. ‘Ze heeft zo gestreden,’ zeiden mensen troostend bij de condoleance. Ook daar kon ik niks mee. Hoezo strijd? Kanker overkomt je toch gewoon? En in veruit de meeste gevallen omdat je eigenlijk gewoon je taak als mens hebt volbracht: je bent opgegroeid, hebt min of meer iets voor de samenleving betekend en vooral: je voortgeplant. Daarvoor zijn we nu eenmaal op aarde, net als alle andere beesten om ons heen.

‘Ik hoop nog zo dat ik mijn kleinkinderen kan zien opgroeien,’ schreef mijn moeder mij in een brief voordat ze geopereerd werd. En ik dacht: ‘Je hebt je kinderen toch op zien groeien tot mooie mensen? Waar houdt het op?’

En nu moeten we lopen voor kanker, tegen een berg op fietsen voor kanker, met de hond wandelen voor kanker: ik kan er helemaal niks mee. ’Kanker de wereld uit,’ is een domme en leugenachtige kreet.  Ik zou een nieuwe actie in het leven willen roepen: Accepteer Kanker. Stop met al die zinloze, mensonterende behandelingen bij mensen voor wie het einde al lang in zicht is.
Pas dan kunnen we terminale kankerpatiënten de zorg en aandacht geven die ze verdienen, ze vertroetelen, hun haren kammen en een lekker luchtje achter hun oren wrijven. En ze dat éne lepeltje roomyoghurt met honing en walnoten voeren. En dan zonder spijt en schaamte laten gaan.



donderdag 25 augustus 2016

Levensvragen




Vanmorgen zitten we buiten te ontbijten. Hoewel de herfst zich al laat zien in het natte gras en de vallende blaadjes van de acacia, is het nog steeds zomer en dat zullen we in de loop van de dag gaan merken ook.

Onze ontbijtthee is al jaren de oude, vertrouwde Pickwick. Heeft de keuze aan middag- en avondthee inmiddels een halve plank in mijn keuken ingenomen, ’s ochtends smaakt alleen dat bungelende theezakje.
Nu hebben ze bij DE mensen in dienst genomen die de hele dag teksten voor op het labeltje aan het theezakje zitten te bedenken.  Als ik het labeltje van de dag ’s ochtends lees zie ik steevast het beeld van een paar jonge mensen die ingespannen achter hun laptopje vragen bedenken voor op het labeltje. Voor hen op tafel staan verschillende mokken gevuld met thee, natuurlijk. En elkaar dan maar inspireren! Wat voor opleiding wordt er verwacht van een labeltjestekstschrijver?   Hoeveel vragen zouden ze al bedacht hebben? Wat gaan ze doen als alle vragen op zijn?

Deze ochtend maakt de vraag op het labeltje voor het eerst iets bij me los. Ik word er een beetje kribbig van, ik ben niet zo dol op dat woord, ‘dankbaar.’  Het heeft iets passiefs, dat woord, en tegelijkertijd iets dwingends. Alsof je vaak niet zelf de hand gehad hebt in hetgeen waarvoor je dankbaar moet zijn. Ik krijg zin om er iets onaardigs over te zeggen en ik neem mijn laptop mee naar mijn plek in de boomgaard.

En dan zit ik hier in mijn mooie  huisje en kijk uit op de volgeladen appelbomen en de picknicktafel met het kleurige kleed er overheen waar we gisteren met vrienden thee en zelfgebakken cake nuttigden. Het volmaakte landlevenplaatje.  In mijn gezellige huis dartelen zeven drieënhalf weken oude pups in hun tijdelijke verblijf, met de kinderen gaat alles goed en straks ga ik nog even sperziebonen plukken. De boze buitenwereld is hier héél ver vandaan.


Opeens zitten er zes piepjonge pimpelmezen in de appelboom naast me. En ik kan het niet anders omschrijven, het gevoel dat ik nu heb. Dus Pickwick, hierbij mijn antwoord. En ook een beetje bedankt.


vrijdag 12 augustus 2016

Op zoek naar rust



In augustus kamperen we met onze bustent in Midden-Frankrijk. We staan op een kleine camping, beheerd door een  Nederlands stel. Er is plaats voor een stuk of twaalf tenten en aangezien er behalve keramiek- en yogales niets te beleven valt is het een plek die uitstekend geschikt is voor rustzoekers. Op onze plek kijken we vanaf de heuvel het dal in, bij aankomst leek het een prima plek maar later op de middag moeten we achter de auto kruipen om ons aan de brandende zon te onttrekken. 

Op de mooiste plek van de camping, een meter of dertig naast ons, staat onder een enorme eik een bleek Nederlands gezinnetje, vader, moeder, dochtertje van een jaar of 9: ze zoeken zoveel rust dat ze zelfs geen goedendag zeggen als ze ’s ochtends  met hun emmertje met plas voorbijkomen.

Als we twee dagen na aankomst  ’s ochtends wakker worden is er op de plek naast ons een gezin met een hoop jongens gearriveerd. Ze beginnen diverse tenten op te zetten en dan blijkt dat wij er met onze auto niet meer uitkunnen.  Omdat we misschien toch al een beetje breed opgesteld stonden besluiten we de hele boel een paar meter op te schuiven, dan kunnen we meteen wat meer schaduw pakken en is iedereen blij. De jongens zijn na een lange autorit toe aan wat beweging en geschreeuw, dus die beginnen gelijk te voetballen.

Ik zie onze buurvrouw (die ik voor het gemak Deegsliert genoemd heb) verderop met vertrokken mond toekijken. Ze neemt een grote omweg met haar emmertje. Ook manlief beent in de richting van het huis waar de eigenaren van de camping in hun zelf gecreëerd paradijsje wonen .
Opeens staat Deegsliert naast me. ‘Dat wil je toch niet, een stelletje pubers naast je! Wij komen hier voor onze rust!’ Ze kijkt samenzweerderig. Even bedenk ik me dat ik zal zeggen: ‘Ook goedemorgen,’ maar dan komt er heel wat anders uit: ‘Ach, die jongens moeten even uitrazen.’ Nou, daar denkt de buurvrouw héél anders over. Van zoveel jongensgeweld is ze absoluut niet gediend. De buren merken wel wat er aan de hand is en doen erg hun best heel vriendelijk over te komen, wat ze niet hoeven te doen want het zijn gewoon aardige mensen.


Nu begint het grote geschipper voor de eigenaren van de camping. Meneer komt kijken of iedereen tevreden is. Wanneer ’s middags een camper arriveert met nog meer jongens en er gezamenlijke barbecueplannen op het menu staan verzoekt mevrouw die barbecue liever op de plek waar de camper staat te houden, wat ook gebeurt.

De dag erop vliegen er ingepakte slaapzakken de tent van onze rustzoekende buren uit waarna ze hem met driftige bewegingen afbreken. Ze gaan de tent op het veldje verder naar beneden opnieuw opzetten. Daar waar de tenten met de jonge gezinnen staan. Als ik die nacht even wakker word hoor ik in de verte uit één van die tenten babygehuil komen. Even later klinkt ook uit een andere tent een oorverdovend gekrijs op, tenminste voor wie er bij in de buurt staat. Bij onze buren is alles rustig. Ik draai me lekker om en slaap snel weer in.

donderdag 30 juni 2016

Paspoort in Parijs

Broer heeft een nieuw paspoort nodig. Het oude is al vijftien jaar verlopen dus het wordt wel eens tijd. Hij heeft van internet alle voorgeschreven formulieren gedownload en ingevuld maar het paspoort zelf moet in persoon aangevraagd worden in de  ambassade in Parijs. Hij heeft een afspraak en we gaan gezellig samen met de trein. Kunnen we ook eens rustig over van alles en nog wat praten, ouderwetse broer-zus kwaliteitstijd. Na de koffie in La Noblet gaan we naar L’Aigle, waar hij in een pasfotomachine vier identieke pasfoto’s van zichzelf maakt. Hij kijkt er nogal woest op.

We arriveren in Montparnasse waar een van Broers dochters ons opwacht, zij heeft vandaag ook iets te doen in Parijs. Zij en Google maps brengen ons met gezwinde pas bij de ambassade. Tien minuten na de afgesproken tijd schuift er een mevrouw achter de balie. Uiteraard kunnende pasfoto’s niet door de beugel. Ze legt uit waar we wel goede pasfoto’s kunnen laten maken, we moeten met de metro naar de Champs Elysées en dan  zullen we in een winkelcentrum een kleine fotozaak vinden waar men pasfoto’s onder strikt Nederlandse voorwaarden maakt. ‘U bent er ongeveer een uur zoet mee, heen en terug.’ Hieruit spreekt jarenlange ervaring.

En zo reizen we af naar de Champs Elysées. Sinds mijn laatste bezoek in Parijs is er iets veranderd: langs de metro perrons zijn  glazen puien met schuifdeuren opgesteld. Voor de metro springen is nu uitgesloten. Tussen die deuren komen terwijl de metro alweer vertrekt, kan nu wel. De waarschuwende tekeningen laten niets aan de verbeelding over.




We vinden de winkel zonder problemen. Hij doet voorwereldlijk aan in deze tijd van digitale fotografie. De eigenaar ook. Hij stelt zijn machine in op Pasfoto voor Nederlands Paspoort en neemt een foto uit de losse hand. Die keuren we in consensus af. ‘Optimistisch kijken,’ roep ik want dat heb ik geleerd van een pasfotograaf. Weer hurkt de bejaarde fotograaf licht door de knieën en knipt één keer.  Deze is inderdaad een stuk beter, al twijfelt de man een beetje over een wat al te wilde haarlok. Met een schuifmaat in de ene en de pasfoto’s in de andere witgehandschoende hand meet hij de verhoudingen na. Het kan nét.




Terug in de ambassade zijn er nu ook andere Nederlanders die een paspoort willen. Een grote, naar later blijkt Kongolese vrouw heeft een kleine baby op haar buik en een tas met een stapel papieren van ruim twaalf centimeter dikte. Ze is hier om voor haar zoontje een paspoort aan te vragen. Ze heeft alle veertien gevraagde formulieren ingevuld, maar er  moeten hier en daar nog wat puntjes op de i. Het lijkt allemaal redelijk soepel te verlopen totdat blijkt dat ook de vader een paar handtekeningen moet zetten. Dit brengt onrust bij de jonge moeder. De mevrouw achter de balie voelt met haar mee, dat kun je aan alles merken. ‘We moeten zijn burgerlijke staat weten….’ begint ze. ‘Hij is op vakantie,’ zegt de jonge vrouw. Dat de baliemedewerkster dat niet bedoelt, wordt haar even later duidelijk. ‘We zijn nog niet getrouwd.’ Ze schikt haar papieren. ‘Ik ben de moeder, ik heb mijn kind gebaard, aangegeven, alles geregeld, ik weet niet wat ik nu nog meer kan doen.’ De baliemedewerkster heeft het over een geboortebewijs. Meewarig kijkt de zwarte vrouw haar aan. ‘Serieus? Hij komt uit België, uit de Kongo. Denkt u echt dat ze daar….’ Ze pakt haar papieren in. Ze hijst haar tassen over haar schouder en slaat een beschermende arm om haar slapende baby. ‘Hoe moet dat  lukken, een paspoort voor mijn zoon,’ zegt ze gelaten en verlaat het pand.

Broer is er intussen bijna. De foto’s zijn goedgekeurd, zijn vingerafdrukken genomen, wat er nog ontbreekt is een uittreksel uit het geboorteregister. Voor het aanvragen van een paspoort is het noodzakelijk te weten of Broer echt nog Nederlander en niet stiekem tot Fransman genaturaliseerd is. En wie zijn vader en moeder zijn. Als al die gegevens binnen zijn, gaat de aanvraag de procedure in. En of hij maar even 113,50 wil afrekenen.



We wandelen naar de Eiffeltoren en zijn het erover eens: het aanvragen van een paspoort kent vele haken, ogen en onbegrijpelijke eisen. En dat je wel regels moet hebben, anders wordt het een zootje. Maar had nou niet iemand gewoon stiekem een krabbeltje kunnen zetten op dat formulier van die jonge moeder? 

maandag 6 juni 2016

Op Sardinië



We vlogen naar Olbia aan de noordkant van Sardinië, het vliegtuig was flink vertraagd maar we landden nog net bij licht: we zagen rotsige kusten, eilandjes waar witte bootjes omheen cirkelden, een zee in vijftig tinten azuurblauw.

De dagen daarna toerden we langs slingerende wegen, bekeken we enkele Nuraghi, prehistorische restanten van het volk dat op het eiland leefde en waarvan niemand precies weet waar het vandaan kwam. Er waren er veel en ieder dorp dat van die overblijfselen bezit probeert er een toeristisch slaatje uit te slaan: talloze bordjes beloofden ons archeologische musea, maar als we er al in slaagden de gebouwen waar ze gehuisvest zouden moeten zijn te vinden, troffen we gesloten deuren. In  Torralba kon ik door het raam kijken en zag ik een modern vormgegeven lege balie met twee verlaten stoelen erachter, wat ongeopende post achter de ingang. In Bonorva  was een Sardijnse zo behulpzaam voor ons uit te rijden naar het Museo Archeologico. Nadat we haar hadden uitgezwaaid vonden we in het portaal alleen een doos oude beschimmelde folders, in het Duits.

 Onze reis voerde ons ook naar Cagliari, de zuidelijke havenstad, die me in allerlei opzichten deed denken aan Barcelona. Hoge gebouwen, steile, smalle straatjes en een B&B in het levendig middelpunt. Als we de auto wilden parkeren schoten behulpzame zwarte jongens op ons af, wezen ons een lege plek en haalden een parkeerkaartje, waar ze zelf dan een halve euro aan verdienden. Nadat me dat eerst ergerde begon ik deze werkwijze later wel te waarderen. Ze deden tenminste iets voor hun geld en bedelden niet. We zagen dat ook veel Sardijnen van hun diensten gebruik maakten.


’s Ochtends ontbeten we in een zaakje dat volstond met de heerlijkste taarten en gebakjes, maar in tegenstelling tot onze eerste B&B, een Agriturismo bij Arzachena, kregen we hier alleen een mand broodjes met jam in kartonnen bekertjes.  We aten de drie avonden dat we er waren heerlijk en vooral veel in drie verschillende restaurants. Hoe precies de volgorde van de antipasti’s en tweede gangen over de maaltijd verdeeld was bleek iedere keer weer een verrassing. Maar het eten was vers en  puur en het werd met trots en élégance geserveerd.

In Cagliari is wel een museum dat open is, maar uiteindelijk zijn we daar niet aan toe gekomen. Er is ook een lift naar het uitzichtpunt boven de stad, maar die was, zoals een versleten papier liet lezen, tijdelijk buiten bedrijf. En toen we er dan maar naartoe gelopen waren was het hele plein afgesloten wegens onderhoud. Dat zijn van die dingen die je overkomen als je in het voorseizoen op vakantie gaat.


Onze laatste bestemming was Alghero aan de oostkust, waar we via een schitterende weg heen reden.  Wat is er leuker dan over niet de meest voor de hand liggende wegen te rijden en koffie te drinken in het lokale café, te midden van door elkaar pratende mannetjes die samen grote flessen bier delen en op die manier honderd worden. Twee slokjes espresso en verder ging het weer.

Onze B&B aan zee lag in Fertilia, een merkwaardig communistisch aandoend voorstadje. Later las ik dat het door Mussolini gesticht is als landbouwgemeenschap, om mensen die aan de omringende droog te leggen moerassen werkten te huisvesten. Een deel van de woonkazernes staat leeg, in een straat met aan weerszijden arcades zijn diverse winkels en eetgelegenheden gevestigd maar echt gezellig ziet het er niet uit.

Vanuit onze luxe kamer met balkon en uitzicht over zee waagden we ons de eerste avond aan het in die arcade gevestigde restaurant Acquaria, op loopafstand. Het bleek er geweldig, aardige mensen en van de eigenaar mochten we niet weg voordat we een glaasje Limoncello hadden gedronken.
Alghero is een leuk, toeristisch stadje. Onderweg in een dorp, met de bedoeling iets te drinken te kopen, vonden we in een winkel de in de reisgids geroemde handwerkkunst: op een speciale manier geweven kleedjes. Voor een paar euro was zo’n kleedje van ons en ben ik er in geslaagd die er nog bij te proppen, in de handbagagekoffer.

Tja, wat verder? De Costa Smeralda, één van de meest mondaine kusten van Europa maar stijlvol en mooi bebouwd , de vele stranden, soms met hagelwit, soms met gemberkleurig zand, de vreemd verstopte Nuraghi’s, de bij tijd en wijle onaangenaam waaiende mistral, de knalblauwe luchten, de bloeiende oleanders, de bonte kraaien, flamingo’s en bijeneters, het nagenoeg ontbreken van grote roofvogels, de grote schaapskuddes die soms een heel stuk over de weg moesten, de praktische, bijna Spartaanse huizenbouw die mooi wordt door de bonte kleuren waarin de huizen gepleisterd zijn, de prachtig begroeide bergen en heuvels, de parkeerplaatsen die gebruikt worden om afval te dumpen, het heerlijke, rijpe fruit en het enorme voedselaanbod in de overdekte markt van Caglieri, de heerlijke Cannonau en natuurlijk het goddelijke ijs. Een eiland waar de moderne welvaart de kleinschaligheid niet heeft verdrongen, waar de kleine schrale akkers bewerkt worden door boeren en hulpen met kleine tractoren maar die kennelijk genoeg opleveren om niet aan schaalvergroting te hoeven denken. Waar de mensen een gelukkige, ontspannen indruk maken en waar je dus met gemak honderd kunt worden. We kunnen er ons na ons bezoek iets bij voorstellen!



vrijdag 20 mei 2016

Boswandeling



Vorig voorjaar gingen we op een zonnige dag wandelen in ons favoriete natuurgebied in Kring van Dorth met een oud-collega & supervogelaar. Zo’n type dat iets voorbij ziet vliegen en roept: ‘Een bonte vliegenvanger!’ of ‘Kijk daar, een Fitis,’ en je kunt zo snel niet kijken of je  ziet alleen nog een staartje. Tijdens de maaltijd in de tuin ziet en hoort hij ook een ongekende hoeveelheid jou tot dan toe onbekende erfvogels. Hoofd Vogelaar neemt regelmatig gezang op met zijn telefoon en laat dat dan aan hem horen: binnen drie seconden roept hij: ‘Zwartkop!’ ‘Tuinfluiter!’ Ja, nou dat kan iedereen wel zeggen. Gelukkig was zijn vrouw ook mee, dus wij konden het ook over andere dingen hebben.

Hoe dan ook, we liepen door dat bos (‘Wielewaal, kijk d…’) en lieten onze honden los. Dat mag daar niet en dat weten we ook wel, maar zulke blije hondjes voortdurend aan de lijn houden is voor niemand leuk. We kwamen andere mensen tegen, die keurig hun hond wel aangelijnd hadden en ons wat misprijzend groetten. Onze Smouzen stoven zo nu en dan in grote eensgezindheid het bos in om een muis of iets anders dat door het struweel ritselde te grijpen. Ze vermaakten zich kostelijk. We wandelden en babbelden over van alles en nog wat ( ‘Twee vechtende Groenlingen!’). Aan het einde van het pad dat we volgden begonnen de weilanden. Wij dames waren nog wat achter gebleven om een paar bloemen te bewonderen, toen Hoofd Roodwild ons sissend riep: ‘Kijk daar, een ree met een jong!’ Wij renden struikelend naar de bosrand. Inderdaad vloog er een ree met grote sprongen (Capriolus Capriolus) door het hoge gras, op enkele meters gevolgd door haar kalfje. Wat alleen wat vreemd was: het kalfje blafte. Paniek maakte zich van ons meester.  We riepen Ronja om het hardst en gelukkig zag ze in dat deze prooi voor haar een maatje te groot was. Hijgend en om goedkeuring vragend keerde ze terug. Wat ze kreeg was haar riem. En voorlopig houden we ons aan de voorschriften van de bordjes Opengesteld. 


maandag 18 april 2016

Dertig gram verdriet

Hij is nauwelijks vertrokken om de honden uit te laten of hij is alweer binnen. In zijn rechterhand liggen twee stille vogeltjes. ‘Die lagen hier voor op het pad, naast elkaar.’ Ik neem ze over. ‘Ik denk niet dat ze dood zijn, ze zijn gewoon in shock,’ zegt hij dapper. En gaat weer naar buiten.

Vorig jaar raapte ik eens een winterkoninkje op dat tegen het raam vloog. Hij lag met een knikkend kopje voor dood in mijn hand maar opeens kwam er een schelle piep en een poepje en weg was hij.



Nu kijk ik naar de geloken oogjes en probeer de bottige lijfjes weer op te warmen met mijn handen. Maar er gebeurt niks. Hun bonte lentekleding lijkt van dichtbij met een fijn penseel geschilderd op de donzige veertjes. Zoveel kleuren! Zoveel plannen voor dit voorjaar. Niets zal ervan terecht komen. 

Straks, als hij thuiskomt, mag hij een gaatje graven om ze samen in te leggen. 

Twee dolverliefde blinde vinkjes. 

vrijdag 12 februari 2016

Sneeuwklokjes





Lenteboden, noemen we ze, sneeuwklokjes. Sneeuwklokjes bloeien vooral als het nog ijskoud is, dus ‘wintergezant’ klinkt toepasselijker. Er zijn een heleboel soorten en er worden  in het hele land sneeuwklokjesbeurzen georganiseerd, maar mij zult u daar niet zien. Want eigenlijk vind ik het een beetje verdrietige bloemetjes, sneeuwklokjes. Ze hangen zo met hun hoofdjes naar beneden nee te schudden in de wind en als je ze binnen in een klein vaasje probeert te zetten willen ze er altijd voorover uit vallen.

Winterakonietjes, met hun blije, open gele gezichtjes, bloeiend speenkruid, madeliefjes en natuurlijk bonte krokussen en bloeiende maagdenpalm, kijk daar kikkert een mens van op! Dat geeft een lentegevoel! Van sneeuwklokjes krijg ik het alleen maar koud. 

In Frankrijk trof ik tot mijn stomme verbazing hele mooie, vrolijke dikbloemige sneeuwklokjes aan. Die wou ik ook! We gingen een plantenschepje halen en zochten de berm waarin ik ze gezien had weer op.  Er toch niet helemaal van overtuigd of het wel mocht wat ik aan het doen was, probeerde ik het polletje iets te snel  uit te graven. Uiteindelijk had ik een hele hoop blad en de bloemetjes in handen maar zaten de bolletjes nog diep in de Normandische klei. Mission impossible.


In mijn tuin probeer ik de pollen sneeuwklokjes  al jaren wat te decimeren, maar op onverwachte plekken schieten ze toch opeens weer de grond uit. Als het geen sneeuwklokjes waren zou je ze misschien wel onkruid vinden. Ik ben er inmiddels grotendeels in geslaagd ze naar wat afgelegener stukken in mijn tuin te verbannen, zodat ik ze niet zie als ik naar buiten kijk. Die stukken waar we ook alle takkentroep en uitgebloeide pothyacinten en narcissen neergooien. En dan blijkt dat sneue plantje opeens een fiere overwinnaar die zich onder het gebladerte naar boven worstelt en in januari tussen de troep de kop opsteekt. Nog steeds bungelend, dat dan weer wel. 

zondag 7 februari 2016

Griepje




Vooropgesteld dat er natuurlijk héél veel ergere ziekten en nare dingen het leven behoorlijk in de war kunnen schoppen,zal toch iedereen die ooit eens een flinke griep gehad heeft niet ontkennen dat ook dat niet echt kattenpis is. Behalve de symtomen als veel snot, akelige hoestbuien, zere spieren en haarwortels, neemt het soort dromen dat met griep gepaard gaat ook nog eens buitencategorie vormen aan.

Niet alleen springen er voortdurend reeën over mijn Facebookpagina, op enig moment kijk ik ook omhoog langs een lang, bleekbloot been dat ergens in de wolken toebehoort aan een wit bebaarde man, die niet echt vriendelijk op mij neerkijkt. Hij wil echt niet dat ik naar boven klim.  Ik ben ook aldoor onderweg, door sneeuwstormen voortgestuwd op een bontgekleurd sleetje in Jacqueline Lawson winterlandschappen. Vooral midden op de dag een dutje doen nekt je: volkomen gedesoriënteerd word je wakker: je zat toch op Sicilië op dat fraaie terras aan de zee…?

En dan werk. Je slaagt er precies twee dagen in niet in te loggen op je werk en als je dat wel doet, tja, ondanks dat iedereen enorm meeleeft (‘Goed uitzieken hoor!’) wordt er toch even gevraagd om ‘een voorwoordje? Een tekstje? Een foto? Interviewtje?’ Nou ben ik ook de beroerdste niet (of eigenlijk wel) dus na een uurtje pittig doorwerken leg ik het moede hoofd weer in het kussen. Overvallen door een tot kotsens toe zware kriebelhoestbui sta ik even later in de badkamer met betraande ogen ijskoude slokjes water te drinken. Liever kijk ik niet in de spiegel, want dat enge, bleke mens met dat rare haar, haar ken ik niet.


Maar goed, de hele dag liggen en slapen is het ook niet, dus voor de verandering lees ik gewoon ALLE mail die mij toegestuurd wordt. Dat dat ook nog wel een profijtelijk kan zijn blijkt als ik lees dat we van onze ziektekostenverzekering 20% korting krijgen op een bril bij Specsavers. Laten we nu net een week geleden zo’n bril gehaald hebben! Hij kostte 119 euro, maar toen we reeds  bij aanschaf moesten afrekenen was dat opeens 304 euro. De brillenverkoper voelde het al aankomen, dus ging uit-ge-breid vertellen hoe het kan dat een complete, multifocale bril, waar een prijskaartje van 119 euro aan hangt, bij afrekenen 304 euro kost. Nee, mevrouw, dat heeft niets met zwendel en oplichting te maken maar laat mij u het duidelijk uitleggen: tien minuten later blijkt dat ik dankzij allerlei kortingen blij mag zijn dat we geen 518 euro voor diezelfde bril hebben moeten betalen. Maar dat van die korting van 20%, daar heeft hij met geen woord over gerept. En reken maar dat we dat nu tot de Bodem gaan uitzoeken. Een telefoontje naar de Deventer vestiging levert op dat ze ons een factuur sturen en dat we die moeten indienen bij de ziektekostenverzekering. Ehh…wat zal het me niet verbazen als dit bedragje straks nog van ons eigen risico van vorig jaar wordt afgetrokken? En zo zijn er nog wel meer van die ergernisjes! Het geblaat op FB, bijvoorbeeld. Iemand zegt: ‘zie ziekte als je vriend!’ Hallo! Mag ik een teiltje! Ik zeg haar dat ze dat op de tijdlijn van een ebola- of vlektyfuspatient moet schrijven. En even vertellen wat ik van Oscillococcinum vindt. En zo nu en dan knal ik er nog meer van die stekelige opmerkingen op. Heerlijk. Ik knap er enorm van op. Als ik nou straks beter ben, heb ik daar natuurlijk geen tijd meer voor. Dat is dan wel weer jammer.